zaterdag 13 september 2008

Nomade vecht met Vondel en NAVO-soldaten

Voorstelling: Gijsbreght van Aemstel
Gezelschap: Nomade

Regisseur: Ab Gietelink
Dramaturgie: Jacob Dekker

Locatie: Ruïne van Brederode
Datum: 11 september 2008

Nomade vecht met Vondel en NAVO-soldaten
door: Yvonne Kruiper

Plots is de randstad verdwenen en maakt de snelweg plaats voor kronkelende landweggetjes. Daar doemt tussen knoestige bomen een oude ruïne op. Over een houten bruggetje wordt de grond betreden waar Willem van Brederode rond 1300 zijn kasteel liet bouwen.
Anno 2008 staan er slechts nog restanten, die desalniettemin de sfeer van vroegere tijden oproepen. De slotgracht houdt nog immer de wacht en kleine lichtjes wekken vergane glorie weer tot leven.
Op deze zinnenprikkelende locatie speelt het gezelschap ‘Nomade’ de 17e eeuwse toneelklassieker ‘Gijsbreght van Aemstel’. Overigens niet de eerste ludieke locatie voor dit gezelschap. Nomade, opgericht in 1984, speelt haar voorstellingen in burchten, kerken en fabriekshallen.
Giebelink heeft ervoor gekozen om het stuk, dat in 1638 in première ging bij de opening van de Amsterdamse stadsschouwburg, op te voeren in de originele tekst. De statig rijmende zinnen vergen de nodige concentratie van de toeschouwer, maar leveren fascinerende conversaties op en doen eer aan de rijke taal van Vondel.
Terwijl de tekst intact is gelaten, is ervoor gekozen om het stuk te moderniseren door een link te leggen met de situatie in Uruzgan. Een keuze die te begrijpen en te verantwoorden is, al had een klassieke opvoering zeker nog zijn waarde gehad. Nu lijkt het stuk te blijven hangen tussen enerzijds een klassiek kostuumdrama en anderzijds de jongensdrang naar het gebruik van moderne video- en geluidstechnieken. De boodschap - dat de belegering van Amsterdam en de NAVO-acties in Afghanistan wellicht meer overeenkomsten vertonen dan aanvankelijk lijkt – wordt rijkelijk gevisualiseerd door het integreren van moderne oorlogsbeelden.
Terwijl Gijsbreght zich verschanst in de toren van de ruïne en ziet hoe zijn stad in beslag wordt genomen, hoort men helikopters overkomen terwijl de beamer nachtelijke aanvalsacties van ‘onze jongens’ voorschotelt. Heden en verleden worden zo treffend over elkaar heen geschoven, al valt het te betwisten of de vergelijking niet iets te kort door de bocht is, daar de motieven van de NAVO-troepen andere grondvesten dragen.
Het samenbrengen van twee werelden slaagt beter in de religieuze vergelijking, zoals wanneer de kerstnachtpassage wordt ontdaan van katholieke conventies. De dienst wordt een bizarre samensmelting waarin de Imam de kerstnacht inwijdt met een gezang in Islamitisch-Vondels dialect.
Daar het spel van de acteurs het stuk, op een paar momenten na, niet omhoog weet te tillen, moet zij het vooral hebben van de veelzijdigheid aan elementen. Een stadsheer verdwaasd tussen de tanks, twee uitgedoste NAVO-soldaten die in 17e eeuws rijm met elkaar converseren, een christelijke moraal overstemd door geschal uit de moskeeën en acteurs die de beregende muren van de ruïne beklimmen maken de voorstelling toch tot een ervaring die de moeite waard is.
Zoals het einde betaamt, gebiedt Rafael Gijsbreght om de stad te verlaten, met de belofte dat deze ooit in glorie zal herrijzen. “Al leit de stad verwoest, en wil daer van niet yzen: Zy zal met grooter glans uit asch en stof verrijzen.” Bij het terug op huis aangaan kan inderdaad met gerust hart worden geconstateerd; ‘die stad, die staat er.’

Geen opmerkingen: