vrijdag 31 oktober 2008

Met zijn allen alleen

Gepubliceerd: 25 oktober 2008, TM

Een groot kaal toneel met daar in het midden, helemaal alleen, een in het zwart gehulde vrouw. Haar armen bedekt met tattoos en haar haren zwart geverfd. Een erg gezellige indruk maakt ze niet. Toch staat deze vrouw er niet alleen voor. Het publiek is lotgenoot in deze situatie: Naast elkaar zitten is niet toegestaan en dus zijn we met zijn allen alleen. Dit is het concept van de voorstelling “All the Lonely People and Me”, waarvoor maakster Claire Fleury op onderzoek ging in de volgens haar eenzaamste stad ter wereld: New York. Het resultaat? Een zestig minuten durend relaas over de eenzaamheid.

Want iedereen is eenzaam volgens deze Claire. Dus als ze het over “ik” heeft dan bedoelt ze iedereen. “Jij” is allemaal, en “ik ben jij”. Het verhaal begint. Een meisje alleen in het café. Er zijn twee mogelijkheden, of ze wacht op iemand, of ze is alleen. Als ze alleen is, dan stopt het verhaal. Als ze op iemand wacht dan zijn er weer twee mogelijkheden. Of de ober komt naar haar toe om haar te vragen af te willen rekenen omdat ze niet goed is voor de klandizie. Of er zal iemand naar haar toe komen om te vragen of de stoel naast haar vrij is, en of hij die misschien mee zou mogen nemen naar een tafeltje verderop. Kortom, liefde is onbetrouwbaar, op eenzaamheid kun je bouwen. Waarom een betrouwbare vriend als de eenzaamheid inruilen voor een paar volslagen onbetrouwbare vlinders? Want als die vlinders verdwijnen, dan heb je de poppen aan het dansen. De trouwe eenzaamheid heeft al die tijd op je gewacht en zal nu genadeloos toeslaan, aldus Claire. Waar gaat deze voorstelling heen? De kant van Elckerlyc? Waarbij het niet de eenzaamheid, maar de deugd is waarop men enkel vertrouwen kan?

Nee, gelukkig wordt het zo moralistisch niet. Gelukkig wordt het ook geen verbitterd betoog van een eenzame vrouw. Claire Fleury weet van de eenzaamheid iets humoristisch te maken. Een enkele keer probeert ze een pleidooi voor de liefde te geven. Voor degene die in de liefde geloven. Maar verder dan dat een partner handig is om de schuld op af te schuiven komt ze niet. En net wanneer ze het publiek heeft weten te overtuigen dat een partner alleen maar tot last is, enkel je spullen kwijt maakt, en het laatste stukje chocola waar je net zo zin in had opeet, gooit ze het over een andere boeg.

Ze danst voor een derde keer. Waar de link tussen haar twee voorafgaande dansintermezzo’s en de tekst nog volkomen onduidelijk was, is deze onduidelijkheid nu verdwenen. Anders dan de voorgaande keren ziet deze afsluitende dans er niet meer stoer en onafhankelijk uit, maar maakt het een verslagen kwetsbare indruk. Is de eenzaamheid niet stiekem toch voor watjes? Is je aan iemand durven binden niet veel stoerder? Is zo’n partner om de schuld op af te schuiven misschien toch wel fijn?

Waar komt deze drastische wending van eenzaamheid naar het toch samen willen zijn vandaan? Wat schuilt er nog meer achter deze voorstelling? Het antwoord is te vinden op de internetsite YouTube. Hierop heeft Fleury filmpjes van haar zoektocht naar de eenzaamheid geplaatst. Een dronken man bij een prullenbak midden in New York. Honderden passanten. Af en toe blijft er iemand staan om het tafereel te aanschouwen. Niemand die hem helpt. Hij haalt letterlijk steun bij een prullenbak die doet voorkomen dat hij omvalt. Nog een filmpje: Een vrouw met een plastic “I love New York” tasje die een taxi probeert aan te houden. Niet één taxi stopt. Uiteindelijk keert de vrouw naar huis alsof zij nooit een taxi aan heeft willen houden. De eenzaamheid die we hier zien maakt een trieste indruk, en strookt niet met het stoere onafhankelijke beeld van de eenzaamheid waarmee Fleury haar pleidooi en haar zoektocht begon.

Wat een opluchting, we hoeven het niet allemaal alleen te doen, Fleury heeft het onderzocht. Haar zoektocht was echt, de voorstelling autobiografisch, rustig en puur. Dit soort theater werkt dus ook nog in de tijd waarin het ervaringstheater hoogtij viert. Fleury laat zien dat het publiek niet daadwerkelijk aan een voorstelling mee hoeft te doen om er deel van uit te maken. De voorstelling is moeilijk onder een kopje te plaatsen. Het neigt naar cabaret, maar bevat niet de liedjes, het bevat te weinig dans en teveel tekst voor een dansvoorstelling, en tot slot bevat het ook nog videofragmenten. Kortom onder welk kopje we de voorstelling ook zouden scharen, de lading volledig dekken zou het niet. We kunnen het een interdisciplinaire voorstelling noemen, maar dat is dan ook het kenmerk van theater. Wat in elk geval geconcludeerd kan worden is dat Fleury alle facetten van haar kunnen benut heeft.

Claire Fleury is namelijk niet alleen theatermaakster en actrice. Ze heeft ook een dansachtergrond en is daarnaast videokunstenaar. Ze maakte eigen voorstellingen als “Wonderful Life“, “Murphy’s Law” en “Hemel op Aarde”. Voor het Festival aan de Werf regisseerde zij de voorstelling “Drive” en ze speelde een rol in de voorstelling “Over Morgen” van theatermaakster Laura van Dolron, die hiermee de BNG Nieuwe Theatermakers Prijs won. Ook voor All the Lonely People and Me werkte ze samen met Dolron die hierbij een adviserende rol speelde. Zelf heeft Fleury het idee, de tekst, de video en het spel tot haar rekening genomen. Laten we hopen dat Claire Fleury de eenzaamheid voorgoed afgezworen heeft, want het zou toch zonde zijn als ze haar mooie humoristische teksten met niemand zou willen blijven delen.

Gezien: All the Lonely People and Me door Claire Fleury
Op: Dinsdag 21 oktober 2008, theater Bellevue Amsterdam
Niet meer in de theaters

La strada, la strada!

De straat is ons leven en ons leven is de straat.

Een brombakfiets en een filmprojector, vier jongens en twee meiden. Op een betrekkelijk leeg podium danst het stel jongeren op de harde beats van hiphopmuziek, terwijl het publiek binnenstroomt. De één danst op rolschaatsen, de ander met een basketbal en weer een ander toont zijn breakdancemoves onder luid gejuich van de groep. Zodra de zaal gevuld is, stopt de muziek. Zjieraffe (Adison dos Reis), spreekstalmeester van deze avond, komt tevoorschijn en begint een gepassioneerd monoloog waarin hij het straatleven verheerlijkt. Hij belooft ons een mooi verhaal vol dans, zang en straatkunst; een voorstelling over de straat, macht en liefde. ‘Het is hier binnen niet veel anders dan daar buiten. Het is liefde en moord, passie en dood. Die straat: dat zijn wij allemaal. La strada, la strada!’

Strada is losjes gebaseerd op de film La Strada van Federico Fellini uit 1953. La Strada vertelt het verhaal van Gelsomina en Zampanò. De enigszins simpele en naïeve Gelsomina is door haar moeder verkocht aan de ruwe kermisklant Zampanò. Terwijl hij op jaarmarkten en kermissen zijn krachttoeren verricht, moet Gelsomina op een trommel roffelen, meespelen in komisch bedoelde sketches en met de pet rondgaan. Zampanò behandelt het meisje, met wie hij samenwoont onder de huif van zijn motorbakfiets, slecht. Gelsomina dreigt weg te zakken in apathie, tot ze de vrolijke koorddanser ‘de Gek’ ontmoet. Hij opent haar blik op de wereld en leert haar Zampanò te zien als de gesloten, onzekere figuur die hij is. Hij leert haar zelfs een beetje van Zampanò te gaan houden. Helaas, Zampanò en de Gek zijn als water en vuur. Een fikse ruzie loopt uit op de moord van de Gek. Gelsomina stort in. Ze vertrekt om nooit weer terug te keren naar Zampanò. Wanneer Zampanò jaren later verneemt dat Gelsomina is overleden, beseft hij pas wat hij heeft weggegooid.

Hoewel de verhaallijn enigszins is aangepast, blijft het centrale thema in Strada onveranderd: net als in de filmklassieker van Fellini, is dit het leven van straatartiesten. In de voorstelling Strada zijn de namen van de film aangepast: Zamp (Sandro Lima) is de ruwe straatartiest, Cool (Fifamè Awuno) is het naïeve meisje dat met hem meereist, en Matto (Jairzinho Winter) heeft de rol van ‘de Gek’. De straatartiest Zamp neemt Cool mee in zijn brombakfiets. Anders dan in de film vertonen Zamp en Cool geen circusacts: daarentegen trekken ze samen rond om met hun filmprojector hun zelfgemaakte films te laten zien in straten, kroegen en pleinen. Deze filmfragmenten vertonen dansende, zingende en muziekmakende jongeren van de straat. Net als in de film behandelt Zamp zijn medereizigster als grof vuil. Maar Cool is, in tegenstelling tot Gelsomina, niet op haar mondje gevallen en verlaat Zamp na een zoveelste ruzie met opgeheven hoofd.

Het verhaal van la Strada is op zo’n manier aangepast en naar deze tijd gehaald dat het publiek zonder de film te hebben gezien de voorstelling kan begrijpen. Dominante mannen zoals Zampanò bestaan ook in deze tijd nog, dus veel verandering in die zin is niet nodig geweest. Wat wel opvalt is de emancipatie die bij de aanpassing van het verhaal blijkbaar heeft plaatsgevonden wanneer we kijken naar Gelsomina. Was Gelsomina bij Zampanò namelijk nog een mak lammetje; in de voorstelling spreekt Cool Zamp zonder blikken of blozen tegen en is ze niet bang om voor zichzelf op te komen. Wellicht een onderliggende morele boodschap in deze tijd waarin meisjes, wanneer we alleen al kijken naar het fenomeen loverboys, zich steeds minder lijken te realiseren hoe ze voor zichzelf op moeten komen.

Door de afwisseling van gespeelde en gefilmde scènes en de verhalende monologen van Zjieraffe vormt Strada een dynamisch geheel. De onderbrekingen van dans en zang op zowel video, als live op het podium, zorgen bovendien voor een interdisciplinaire, verrassende voorstelling met een hoog tempo. Ondanks dit hoge tempo is het verhaal goed te volgen. De monologen van Zjieraffe helpen hierbij: hij knoopt de verschillende scènes aan elkaar met zijn verhalen. Zijn visies geven het publiek stof tot nadenken waardoor de aandacht hoog gehouden wordt.
De hoofdrolspeelster Fafimè Awumo (Cool), afgestudeerd aan de toneelacademie in Maastricht, blijkt een multitalent: zingen, dansen, acteren. Het komt allemaal even natuurlijk en geloofwaardig over. Het meest populair blijkt de bijrol van One gespeeld door Michael van Beek. Zijn ongelofelijke freestyle basketbalkunsten zorgen regelmatig voor applaus dat hij dubbel en dwars verdient.

Net als in 2007 is Strada 2008 een coproductie van Bekijk ´t,
ISH en rZpkt, in samenwerking met FOAM. Regisseur Dick van den Heuvel herschreef het script voor de reprise en gaf de winnaars van de Kunstbende-wedstrijd 2008 een rol in de voorstelling: het zijn hun acts waaronder dans, muziek en zang, die worden getoond op de filmprojector van de hoofdpersoon Zamp. Wat vooral populair bleek te zijn in Strada 2007 was het feit dat het publiek mee mocht acteren, zingen en dansen. Dit hoge niveau van interactie bleek de jongeren aan te spreken. Aan het einde van de voorstelling werd zelfs een heuse workshop georganiseerd waarin het jonge publiek zelf een Strada-film kon maken met hun visie op straatkunst. Raadselachtig is het dan ook, waarom regisseur Dick van den Heuvel er in zijn tweede versie voor kiest juist dát succesvolle element weg te laten. Het project Strada van Bekijk ’t heeft als doel het jonge publiek aan te spreken op hun eigen creativiteit door ze kennis te laten maken met kunst op hun eigen niveau: straatkunst. Zo hoopt dit project de jeugd te prikkelen om verder op onderzoek uit te gaan en vanuit daar ‘hogere’ kunst op te zoeken. Jammer genoeg komt juist deze boodschap in Strada 2008 niet meer over.
De voorstelling zit goed in elkaar, is gebaseerd op een mooi verhaal en op het spel van de acteurs valt weinig aan te merken. Maar stond het jonge publiek in 2007 nog op het podium mee te dansen, in 2008 blijven ze netjes op hun klapstoelen zitten.

Strada (reprise), door Bekijk ‘t met medewerking van ISH, rZpkt en FOAM. Gezien: 28 oktober 2008. Tekst en regie: Dick van den Heuvel. De voorstelling is op tournee, kijk voor meer informatie op
www.bekijkt.nl.

Bodemloos drama boven op een dak

Geïnspireerd door ‘Black Bird’ van Nina Simone schreef Sanne Vogel de nieuwe toneeltekst Raaf, over drie jonge mensen die, volgens de flyer, op het randje van de samenleving balanceren. Twee broers hebben zich teruggetrokken op het dak van een oude parkeergarage naast een nest jonge raven. Een van de broers, die lijdt aan het syndroom van Asperger, denkt soms dat hij een van die vogels is. Men voelt het plot al aankomen. Het lijkt verdomme wel een Ibsen.

De jongens zijn gevlucht omdat de gehandicapte broer een meisje ernstig heeft mishandeld. Op een zekere dag voegt een heel gewoon meisje uit een keurig gezin, gespeeld door Sanne Vogel zelf, zich bij de jongens op het dak. Het meisje is hartstochtelijk op zoek naar ellende, naar pijn en naar verdriet. Ze denkt dat te kunnen vinden door te leven als de broers. Ze weigert bij ze weg te gaan, ook nadat ze daartoe herhaaldelijk wordt verzocht. Of het nou lichamelijke of geestelijke pijn is, het maakt haar niets uit zolang ze maar iets kan voelen.

Het drama van het stuk ligt in de vervreemding en de gekte die veroorzaakt wordt door verwenning en gewoonte, wanneer men een te gemakkelijk en zorgeloos bestaan blijft lijden en men zich verveelt. Het is verschrikkelijk om het goed te hebben, dat is de moraal. Eerlijk is eerlijk; deze thematiek is een beetje uitgekauwd en in deze opzet erg puberaal. Het is al weleens beter gedaan. Men neme een Ibsens Hedda Gabler, de Wilde eend of een willekeurige Tjechov.

Het decor is van de hand van Robin Vogel, die ook de gefilmde delen van de voorstelling voor zijn rekening nam. Het achterdoek is een groot projectiescherm waarop gefilmde beelden uit de echte wereld te zien zijn, zoals een ondergaande of opkomende zon, een drukke straat bij nacht of de wassende maan. Het ouderwetse wolkjesachterdoek is dus weer terug in de mode, zij het in een nieuwe vorm. Af en toe zien we een gemonteerd filmpje met de acteurs waarin een stukje van het plot snel uitgebeeld wordt, zoals dat zo makkelijk gaat met film. Op het echte podium wordt alleen aandacht besteed aan de belangrijkste ontwikkelingen die de personages doormaken. Zijn gevoel voor sfeer weet Robin Vogel in zijn filmwerk mooi in te zetten. Het is vaker gepoogd (en niet alleen door de Vogelfabriek), doch zelden gelukt, de prachtige beelden op het scherm en af en toe ook kleine gespeelde scènes maken de voorstelling tot een vakoverschrijdende theatervoorstelling. Zijn bijzonder realistisch vormgegeven dak blijft daarentegen gewoon een hoopje materialen. Dat komt misschien wel juist doordát het er zo levensecht bij ligt, dat elk dramatisch effect is uitgebannen. Het blijft een beetje hangen in het symbolisch realisme van twee eeuwen geleden.

De acteurs zijn alle drie autodidacte spelers die al op jonge leeftijd furore hebben weten te maken in het vak. Ze hebben vooral carriére gemaakt in de film- en televisiewereld, een medium waar beschikking over een realistische speelstijl, daar is 'ie weer, een must is. Door de gelijkenis in carrière hebben ze elkaar gevonden en werden ze ook nog eens goede vrienden. Al tijden lang voelde het trio de drang om deze voorstelling te maken. Hun gevoel van saamhorigheid spat van het podium af. Ze spelen meestal goed, muzikaal en slim. De teksten van Sanne Vogel zijn ongeacht het slappe plot goed geschreven. Ze zijn gevat en liggen ondanks de poëtische elementen heel soepel in het gehoor. Vogel blijkt behalve een groot talent tot schrijven (haar eerste kinderboek komt volgende week uit) ook een groot komisch talent te bezitten. Haar timing is subliem. Hoe reëel die wens om iets te voelen misschien ook is, herkenbaar zelfs voor de moderne mensen, Vogels Ronja verdenk je ervan een gestoorde doch ongevaarlijke gek te zijn. Haar monotone stemgeluid en emotieloze gezichtsuitdrukkingen leveren een ontzettend geestig figuur op, perfect in evenwicht met de bloedserieus neergezette oudste broer (Gernandt). Hilarisch is de opsomming van mislukte pogingen die ze heeft ondernomen om pijn te voelen.

Soms verliest met name Gernandt de dunne grens tussen goed en pathetisch spel uit het oog. Weeber is een overtuigende geestelijk gehandicapte, nergens overdreven hoewel hier en daar een tikkeltje clichématig. Zouden dan echt álle autisten het liefst de hele tijd ritmisch heen en weer schommelen?

Hoezeer alle ingrediënten er ook zijn om een gevoelig komisch drama op de planken te zetten, wat we te zien krijgen lijkt meer op een ouderwetse kinderserie dan op intelligent hedendaags theater. Dat ligt aan de droge en humorloze regie van Ivar van Urk. Verveling tegenover rampspoed kan in theorie hele interessante conflicten opleveren. Maar zo leeg als de verlaten parking waarop Raaf zich afspeelt, zo kaal is ook de moraal van het verhaal geworden. De jongens en het meisje gaan niet meer voor of achter uit, ze zitten alleen nog maar daar op dat dak, sprookjesachtige teksten te spuien. Het publiek wacht mee totdat de onvermijdelijke dodelijke val dan eindelijk een einde maakt aan al het zogenaamde leed. De oudste en gezonde broer is zich er blijkbaar niet van bewust is dat geestelijk gehandicapten in onze maatschappij niet toerekeningsvatbaar worden geacht. Mensen die lijden aan het syndroom van Asperger worden helemaal niet vervolgt voor misdaden. In de zogenaamd realistische regie van Van Urk gaat het een beetje irriteren dat de oudste broer dat maar niet wil inzien. Een dergelijk besef zou natuurlijk de dood betekenen voor Raaf, waarmee maar weer is aangetoond hoe dun het drama is nu het zo realistisch is neergezet. De personages stellen zich eigenlijk gewoon een beetje aan. Zal Van Urk trouwens ook een vinger in de vormgevingspap hebben gehad? Vogels fabricaten verdienen beter.

Al met al is Raaf een interessante productie geworden. De voorstelling geeft een goeie aanzet tot vakoverschrijdend theater in de vorm. Inhoudelijk blijft er helaas een onbelangrijk stukje kindertheater over. Het is jammer van die zouteloze regie, echt heel jammer. Misschien hadden we anders wel even met z’n allen kunnen vliegen, als raven.

Raaf door de Vogelfabriek. Gezien op 27 oktober in de Leidsche Schouwburg (premiere). Met Sanne Vogel, Egbert-Jan Weeber en Tycho Gernandt. Regie: Ivar van Urk. Decor: Robin Vogel. Muziek: Egbetrt-Jan Weeber. Camera: Robin Vogel. De voorstelling gaat op tournee door het hele land en is nog te zien tot en met 20 december. Voor informatie kijk op www.vogelfabriek.nl.

woensdag 29 oktober 2008

EENZAAMHEID IS VOOR WATJES

All the lonely people and me. Idee, tekst, video, spel: Claire Fleury. Tekst en spel begeleiding: Laura van Dolron. Bewegingsdramaturgie: Sarah Ringoet. Gezien op: 22 oktober in Theater Bellevue Amsterdam

‘Babyratten, die bij hun moeder weg worden gehaald, gaan stress vertonen.’ Afwachtend kijkt Claire Fleury haar publiek aan. ‘Je moet de babyratten dan met een nat kwastje over hun rug aaien, daar worden ze rustig van.’ Voegt ze er aan toe. Ze steekt haar handen in de zakken van haar zwarte broek. Op haar blote armen zijn verschillende tatoeages te zien. Dan begint ze te vertellen.
Haar voorstelling All the lonely people and me begint met een uitleg. ‘Als ik ik zeg, bedoel ik iedereen en als ik iemand zeg bedoel ik jou.’ En zo snijdt Fleury haar eerste filosofische thema aan: wie ben ik? En, wie ben ik, in verhouding tot andere mensen? Die verhouding, tussen mensen, daar gaat het Fleury om. Of eigenlijk, wat er gebeurt als die verhouding er niet is. Eenzaamheid, daar wil Fleury een lans voor breken.
Om dit thema te onderzoeken is ze afgereisd naar New York, de eenzaamste stad van de wereld. Hier heeft ze allerlei mensen geobserveerd. Ze heeft niet met ze gesproken, want ze wilde hun eenzaamheid niet verstoren. Uiteindelijk heeft ze een man, die de hele dag op straat stond met een bord met daarop geschreven ‘subway’ en een grote pijl naar de dichtstbijzijnde subwaywinkel, tot de eenzaamste persoon van de wereld verkozen.
Met veel humor vertelt ze over haar bevindingen in New York en schetst ze het bestaan van mensen die in een grote stad wonen en alleen koffie drinken in een café. Volgens Fleury ben je slechts met iemand anders, om die ander de schuld van allerlei dingen te geven, wat dus eigenlijk heel laf is. Ze vuurt allerlei herkenbare situaties op het publiek af waarin men elkaar beschuldigt van alle mislukkingen van zijn of haar bestaan.
Na haar uitval klinkt er ineens muziek. Een heldere stem zingt op een flinke beat: ‘I’m lonely in my life.’ Fleury begint te dansen. Ze voert simpele pasjes uit en verplaatst zich met grote stappen over haar lege toneel. Zo plotseling als de muziek begon, stopt hij eveneens.
Maar moet er wel een lans voor de eenzaamheid gebroken worden, vervolgt Fleury haar betoog. Zijn we niet allemaal gewoon bang voor echt contact met andere mensen? Is het niet veel makkelijker weg te kruipen achter je laptop dan iemand aan te spreken? Is het niet juist ontzettend laf om alles alleen te doen, in plaats van stoer? ‘Eenzame mensen zijn watjes.’ Verzucht ze uiteindelijk.
En zo brengt Fleury haar verhaal tot een positief einde: gelukkig, we hebben elkaar dus wel nodig! En we hebben theatermakers als Fleury nodig om ons daaraan te helpen herinneren. Feilloos en gevat weet ze onze maatschappij in haar voorstelling te vangen. Op theatrale en filosofische wijze gaat haar voorstelling over meer dan eenzaamheid alleen.
Ze vertelt ook over een wereld waarin smsen makkelijker is geworden dan praten. En over wat dat zegt over onze communicatiemiddelen. Iedereen staat op youtube, maar niemand kent elkaar echt nog. Tegen het einde van de voorstelling wordt er op de achterwand van het toneel een filmpje van youtube vertoont. Er is een compilatie te zien van allerlei mensen die het nummer ‘Lonely’ spelen en zingen, ze hebben zichzelf in hun slaapkamer gefilmd met de webcam.
Deze mensen zijn gewone mensen, net als de mensen in het publiek. En zo maakt Fleury gebruik van een van de aloude functies van het theater: het publiek een spiegel voorhouden. Haar voorstelling gaat over haar publiek en dat maakt de voorstelling interessant. Wat op het toneel gebeurt, blijft niet op het toneel, het zweeft door het hele theater en verder.
Dit alles bereikt Fleury zonder een belerende toon of een moralistisch vingertje. Haar verhaal is oprecht, zij weet het zelf ook niet. Ze wil niemand iets bijbrengen of opvoeden, ze wil dat mensen na gaan denken over hun leven. Op Brechtiaanse wijze doorbreekt ze keer op keer de vierde wand en maakt ze contact met haar publiek.
En dat publiek weet ze in haar zestig minuten durende solovoorstelling te blijven boeien. Haar achtergrond als danseres en videokunstenares zijn duidelijk zichtbaar. Door de afwisseling van tekst, beweging en beeld ontstaat er een prettig ritme en maakt ze een interdisiplinaire voorstelling die spannend blijft. Bovendien is Fleury, hoewel ze geen actrice is, op theatrale wijze overtuigend. Ze gebruikt met name haar lichaam en haar tekst om te overtuigen. Af en toe kunnen emoties beter uitgespeeld worden, om het geheel nog krachtiger te maken. Maar Fleury speelt met een hoge noodzaak en weet zo haar betoog ook over te dragen.
Om haar thema kracht bij te zetten zijn de stoelen in de zaal om en om afgeplakt. Iedereen in het publiek zit dus alleen. Fleury kijkt haar zaal in en kijkt naar mensen die bij elkaar zijn en toch ook weer niet echt bij elkaar zijn. Bovendien roept ze, door de zaal op deze manier in te delen, direct gevoelens van nieuwsgierigheid op bij het publiek.
Ik ben in ieder geval zeer nieuwsgierig naar het volgende werk van Claire Fleury. Met deze vierde eigen voorstelling heeft ze bewezen theater te maken dat in de maatschappij staat en over mensen gaat. Haar eigentijdse ideeën, haar gevatte teksten en fysieke expressie maken haar een bijzondere maakster.
Bovendien is ze een maakster met een boodschap. Laten we niet vergeten dat we elkaar nodig hebben. En laten we ook niet vergeten dat we theater nodig hebben om ons dat niet te laten vergeten.

vrijdag 17 oktober 2008

Brabant: blijf bij je leest

Ik had het kunnen weten. Ik had het móeten weten. ‘Brabantse humor op z’n best!’, ‘Brabant Plat gaat Nederland veroveren!’ Vlijmscherpe humor en ijzersterke acts worden me beloofd. Hoopvol fiets ik richting schouwburg. Een nog geen half gevulde theaterzaal bij binnenkomst doet me de moed al in de schoenen zakken. Brabantse humor? In het theater? Nee, nee en nog eens nee.
Goedbedoeld, dat is het wel. Andy Marcelissen, Jan Strik en Rien Bekkers hebben, zoals te lezen in het carnavaleske programmaboekje, toch verschillende Brabantse titels op hun naam staan. Ze wagen een sprong in het diepe door hun kunsten ook buiten de Brabantse grens te etaleren. Deze Brabanders in hart en nieren geven dan ook zichtbaar alles tijdens de voorstelling. Het enthousiasme straalt er vanaf, maar wanneer blijkt dat het publiek naarmate de voorstelling vordert dit enthousiasme niet deelt, zwakt bij de cabaretiers de energie meer en meer af.
Hoe kan het dat deze groep, die in Brabant zo succesvol is, in haar buurprovincie Gelderland zo volledig de plank misslaat? Misschien komt het omdat meerdere ‘moppen’ die worden getapt duidelijk al bekend zijn bij een groot deel van het publiek, zo blijkt uit de reacties. Bovendien lachen zowel cabaretier Andy als Rien meerdere malen harder om hun eigen grappen dan het publiek: een ware dooddoener als het om cabaret gaat. Maar wat nog het meest onduidelijk is en blijft, zijn de mimeachtige acts die als afwisseling worden ingezet en werkelijk waar kant noch wal raken. De zogenaamde ‘Turfstekers’ verzorgen deze raadselachtige acts. Ze blazen grote bellen, spelen muziek op doormidden gezaagde gitaren en beelden dansend de vier seizoenen uit. Wat doen deze lui hier? Het zou me nog minder verbazen wanneer een groep dansmariekes ineens het podium op zou komen marcheren.
Hoezeer de Brabanders ook proberen het publiek te porren, de Gelderlanders staan er niet voor open. Het is dan ook bijna meelijwekkend om te zien dat tijdens verschillende sketches ook nog eens enkele decorstukken of microfoons het simpelweg begeven. Van ‘the show must go on’-instelling hebben de heren echter niet veel kaas gegeten. Ze lijken onzeker te worden en met geïmproviseerde zelfspot hopen zij zich nog enigszins uit deze benarde situaties te redden.
De show blijkt mede door deze tekortkomingen van een te laag niveau om van een theaterwaardig stuk te spreken. Meerdere mensen verlaten zelfs zonder blikken of blozen de schouwburg tijdens de pauze. Al met al een teleurstellende avond voor het publiek en misschien des te meer voor de Brabanders zelf. Brabantse humor in theater blijkt niet de vlucht te nemen waarop ze waarschijnlijk hebben gehoopt met hun tour. Het is een te hoog gegrepen ideaal. Wellicht is het dan ook beter voor Brabant plat om weer een stapje terug te gaan en gewoon door te spelen op de jaarlijkse bonte avonden van hun lokale carnavalsverenigingen om zo verdere vernederingen te besparen. Het theater is simpelweg niet aan hen besteed. Ik had het kunnen weten.
Brabant Plat, gezien: 14 oktober, schouwburg Nijmegen. Regie: Fred Rootveld. Spel: Jan Strik, Andy Marcelissen, Rien Bekkers en de Turfstekers Fred, Angie, Bobby en Sarah Rootveld. Voor meer informatie, kijk op www.brabantplat.com.

donderdag 16 oktober 2008

Stamboom komt niet tot bloesem

Voorstelling: Ifigineia in Aulis
Gezelschap: Toneelgroep Amsterdam
Regie: Robert Woodruff

Locatie: Stadsschouwburg Amsterdam
Datum: 14 oktober 2008

Stamboom komt niet tot bloesem
door: Yvonne Kruiper

Over de doden niets dan goeds. De oude Griekse toneelschrijvers hebben heus hun dienst bewezen, toch blijft het vaak droge kost, die Griekse tragedies. Zo ook Ifigineia in Aulis, een tragedie van onze grote vriend Euripides. Voor deze maal heeft Ivo van Hove, regisseur van Toneelgroep Amsterdam, zijn toverstafje uitgeleend aan de Amerikaanse gastregisseur Robert Woodruff. Blijkbaar heeft hij behalve de toverstaf ook de verkleedkist en het adressenboekje van Ivo mogen lenen. De voorstelling bevat namelijk nog altijd elk Ivo-element. Omroepbakken zoals in ‘Romeinse Tragedies’, een geactualiseerd decor, een technicus achter op het podium in beeld, lichtbakken van rechts, knipperende tl-lampen van boven en de acteurs in hun welbekende stilistische acteerstijl. Ooit allemaal heel vernieuwend, maar zoals ze bij de H&M maar al te goed weten, een nieuw seizoen vraagt om nieuwe trends. Was TA voorheen de hippe trendloper in z’n strakke skinnyjeans, dit seizoen beginnen ze een beetje voor lul te staan in hun knellende wortelbroek. Uít, dat versleten ding. Als TA zijn vernieuwende imago wil behouden, moet ze niet langer blijven teren op oud succes. ‘Vernieuwend’ is een etiket met een korte houdbaarheidsdatum.
De voorstelling wordt er niet soepeler op met het arsenaal aan personages en bijfiguren. Hele stambomen van Griekse voorvaderen passeren de revue. Halfgoden, stiefkinderen, onechtelijke schoonmoeders, vloeken en orakels, offergodinnen, bebaarde helden en gladde onderwereldfiguren komen voorbij en allen met een roepnaam van minstens vier lettergrepen. Wellicht kunnen de makers eens overwegen om in het vervolg niet alleen het decor maar ook de roepnamen te moderniseren tot iets behapbaardere proporties. Om maar te zwijgen over de voorgeschiedenis van intriges, waar GTST nog een puntje aan kan zuigen en die tussen neus en lippen door in twintig bijzinnen uit de doeken wordt gedaan.
De teksten van Euripides zijn weliswaar qua psychologische diepgang best aardig, ze zijn vooral lang en droog. Taak dus om ze vochtig te houden, anders krijgen de acteurs een droge mond van al die stoffige zinnen en het publiek droge ogen omdat er geen reden is om te knipperen. Dat vochtig houden lukt maar met mate. De lange teksten smeken erom gecompenseerd te worden door vol spel. Emotie. Maar Fernhout en Docter volharden in hun archaïsche speelstijl. We missen de smeuïgheid. Juist omdat we wéten dat deze twee heren, die de rollen van Agamemnon en Menelaos vertolken, die kwaliteit in zich hebben. Maar wacht, er komt toch nog wat onverwacht vocht, wanneer de traankleppen open mogen bij de scènes van Karina Smulders. Wanneer Ifigineia een angstige strijd voert jegens haar offering, vergeten we dat we de verhaallijn eigenlijk niet meer helemaal snapten en laten ons beroeren door het krachtige spel van Smulders. Geen woord of beweging te veel. Haar mimiek zegt genoeg. Verstijfd staat ze op het podium terwijl haar ouders redetwisten over haar lot. Haar blik is schijnbaar afwezig, maar onbedwingbaar lijkt ze plots bijna om te vallen, haar evenwicht te verliezen nu de dood onomkeerbaar schijnt en haar eigen vader haar zal gaan offeren. Om Woodruff niet geheel zonder pluimpje terug de oceaan over te sturen toch nog een compliment. En wel voor het koor. Vijf operazangeressen die de perikelen die Agamemnon zich op de hals heeft gehaald authentiek bezingen. Alleen een beetje jammer dat deze dames korte spijkerbroekjes dragen. Vast en zeker in de uitverkoop bij de H&M.

Goed saai.

Het zijn de absolute hoogtij dagen van Toneelgroep Amsterdam, dat kan niemand ontkennen. Het gezelschap neemt de ene na de andere belangrijke of symbolische prijs in ontvangst, is het niet voor een beste regie of een beste acteur of actrice, dan is het wel voor belangrijkste bijdrage aan de landelijke theaterprogrammering. Niemand kan om het succes van Ivo van Hoven en de zijnen heen. De zalen zitten bijna altijd en door het hele land tot de nok toe gevuld en net nu we dachten dat het toch echt niet beter kon, laat topacteur Gijs Scholten van Asschat weten zich binnenkort ook al aan te sluiten bij de club. Houdt het dan nooit op?

Wéér een uitverkochte zaal in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Ja hoor, Toneelgroep Amsterdam houdt premiere. Op deze prachtige zondagmiddag (het weer zal ze eens tegen zitten) speelt de topcast van Ivo van Hoven voor de eerste maal Ifigeneia in Aulis in regie van Robbert Woodruff. Inderdaad, TGA denkt óver de grenzen van het eigen land, TGA gaat international en trekt een buitenlandse regisseur aan, precies zoals minister Plasterk dat het liefste ziet. Op het podium een echt security-huisje, zo eentje als je wel ziet staan voor het huis van een bedreigde politicus. Het ding moet een godsvermogen hebben gekost, net als de echt vurende machinegeweren. Achter dat huisje met verduisterde ramen staat een heus leger van crash-test dummies opgesteld, allemaal naakt op een naamplaatje om de nek na. Dries Verhoeven die verantwoordelijk is voor het toneelbeeld, heeft weer een hoogstandje geleverd. Het programmaboekje doorbladerend, valt op dat Toneelgroep Amsterdam voor deze productie een samewerking is aangegaan met Warchild. Hun beroemde leuze: “Het kind haal je wel uit de oorlog, maar hoe haal je de oorlog uit het kind?” Samen organiseren ze voorlichtingsdagen op scholen en nog zo wat bijeenkomsten. De goodwill druipt er van af, ook nog. Als we ons eenmaal in het donker van de grote zaal bevinden en de voorstelling begint, blijkt er een waar koor van jonge, “meest-talentvolle” operazangeressen aangetrokken om versgeschreven composities ten gehore te brengen. Evenzeer hartstikke goed natuurlijk, zij het voornamelijk in de oren van de geoefende luisteraars. De acteurs leggen een magistrale tekstbehandeling aan de dag, formidabel samenspel en de ontzagwekkende kunde om bij het wegblijven van een regisseur het stuk dankzij de sterke emotionele speelstijl waarmee ze geïndoctrineerd zijn (zodat we eerder een stuk van van Hoven zien dan van Woodruff), alsnog tot ver over het voetlicht te krijgen. Met name Nietveld en Smulders lijken in de rollen van Ifigeneia en Klytaimnestra helemáál geen regisseur meer nodig te hebben.

Hulde!

Het is weer allemaal zo verschrikkelijk perfect, zo intelligent en scherpzinnig gemaakt, hoe hebben we ons ooit zenuwachtig kunnen maken? Maar helaas, helaas, helaas. Al dat moois, al dat goeds levert geen tranen op, geen vage glimlach rond de mond, geen rode konen van verrassing noch van woede, geen eenwording met de materie, geen schrik van vernieuwing, geen besef, geen inzichten, niets, nee hoor. Verveling, dát krijg je d’r van. Eindeloze, ellenlange, perfecte verveling.

Ifigeneia in Aulis. Toneelgroep Amsterdam. Regie: Robbert Woodruff. Met Chris Nietveld, Karina Smulders e.a. Gezien op 14 oktober 2008 in de Stadsschouwbrug Amsterdam. De voorstelling gaat op tournee door het hele land, voor informatie kijk op www.toneelgroepamsterdam.nl

Legerkistjes vertrappen het rode pluche

Een Punkrockband die het in het theater gaat proberen. Mijn aandacht is getrokken. Schijnbaar was ik de enige buiten de vaste fans van de Heideroosjes en dus zat ik afgelopen Maandag in de Kleine Komedie naast talloze legerkistjes, lang onverzorgd haar, tatoeages en hanenkammen. “Verwacht het onverwachte” melden de Heideroosjes vooraf in ‘de Wereld draait door’. “Alle theaterwetten die je tot nu toe kent worden overschreden”en tot slot “De theaterbezoeker moet zich gewaarschuwd voelen”.

En aan deze bedreigingen hebben de punkrockjongens zich gehouden. Geen verhaal, geen samenhang, slechte acteerprestaties, muziek die niks doet voor het geheel en een decor wat lijkt op een vuilnisbelt met een koelkast en doodskisten, wederom onduidelijk waar dat op slaat. Wat is mij net overkomen? De hele voorstelling komt als een wervelwind voorbij en doet zijn naam “Manie! Manie!” eer aan, want manisch is het zeker. We gaan van een battle tussen Sinterklaas, de Kerstman en de Paashaas betreffende de grootte van hun versterker, naar MTV Cribs, een programma op MTV waarin sterren hun huis laten zien, om daarna een poppenkast op het podium te zien met daarin twee figuurtjes, Zoë en Louis, gespeeld door de billen van twee van de Heideroosjes. Natuurlijk wordt er iemand uit het publiek gehaald die gedwongen wordt deze twee obscene billetjes aan te raken. Waar gaat dit over? De toeschouwer blijft verwart achter.

Tja dan maar focussen op de muziek. Daar zijn ze toch beroemd mee geworden. Helaas, ijdele hoop. Ten eerste is de muziek in de minderheid, vanwege het karakter van een theater(?)show en ten tweede is de muziek die wordt gespeeld…nou ja…apart. Weinig inspirerende teksten als “Het is een nieuwe dag, ik krab wat aan mijn zak” en uiteraard ook het bekende nummer Hooligan passeren de revue. Hoewel ze toch echt beweren dat ze zachter spelen omdat ze in het theater staan, is hier weinig van te merken en als er een boodschap in zit, überhaupt in het gehele stuk, dan is deze niet echt aangekomen.

Bij deze cabaretshow worden de Heideroosjes geholpen door Remko Vrijdag van de Vliegende Panters, Martin van Waardenberg van het duo Waardenberg en de Jong en tot slot Minou Bosua van de Bloeiende Maagden. Toch niet de minsten op hun vakgebied. Zij moeten zorgen voor een nieuwe frisse kijk op de ideeën die ons punkrockbandje heeft. Mijn god, wat moeten deze ideeën vóór deze frisse wind dan wel niet zijn geweest? Het geheel lijkt een bonte avond van de vier jongens in hun tourbus.

Dan rest mij de vraag: waarom? Waarom moet deze punkrockband uit Limburg zonodig het theater in als ze toch niets doen wat met theater te maken heeft? In ‘de Wereld draait door ‘ wordt duidelijk dat de leadzanger Marco op de kleinkunstacademie zit. Misschien heeft hij de rest omgepraat? Het zal voor mij een vraag blijven.

Legerkistjes in het theater lijkt een mooie, verfrissende gedachte. Maar verder dan een mooie, verfrissende gedachte komt het na het zien van deze “manische” voorstelling, niet. Dit heeft niets met theater te maken.


De Heideroosjes, Manie Manie
Kleine Komedie, Maandag 13 Oktober
Heideroosjes: Frank Kleuskens, Fred Houben, Igor Hobus en Marco Roelofs

woensdag 15 oktober 2008

recensie 6

MOEIZAME IFIGENEIA WEET SLECHTS AF EN TOE TE VERRASSEN

Ifigeneia in Aulis door Toneelgroep Amsterdam. Tekst: Euripides. Regie: Robert Woodruff. Spel: Roeland Fernhout, Karina Smulders, Chris Nietvelt e.a. Compositie: Gene Carl. Gezien op: 14 oktober 2008 in de Stadsschouwburg Amsterdam.

Het leven van je kind redden of de toekomst van je vaderland veilig stellen? Het is nogal een pittig dilemma waar de Griekse koning Agamemnon mee moet worstelen. Al dagen zit hij in Aulis, wachtend op wind, terwijl zijn leger staat te trappelen om de oorlog in te gaan. Nou ja, trappelen is een groot woord, aangezien het leger in deze enscenering wordt gevormd door plastic poppen, die in groten getale het podium bevolken.
Ifigeneia in Aulis speelt zich af aan de vooravond van de grote Trojaanse oorlog. Agamemnon en zijn broer Menelaos zijn op weg de geschaakte Helena, vrouw van laatst genoemde broer, terug te halen. Maar de godin Artemis gooit roet in het eten door de wind stil te leggen tot Ifigeneia, de oudste dochter van Agamemnon, geofferd wordt.
En zijn dochter offeren voor de vrouw van zijn broer vindt Agamemnon (Roeland Fernhout) wel wat ver gaan. In zijn joggingbroek rent Fernhout z’n ‘legertent’, gevormd door een modern beveiligingshuisje, in en uit, terwijl hij druk schreeuwt tegen zijn broer. Menelaos (Tijn Docter) reageert hierop met nog drukker geschreeuw waardoor de teksten verloren gaan. Fernhout en Docter gaan zo op in hun broederlijk gevecht, dat zij het publiek vergeten lijken te zijn.
Maar daar komt de redding, in de vorm van Chris Nietvelt, die de rol van Agamemnons vrouw Klytaimestra speelt. Haar kracht, haar sublieme tekstbehandeling en haar geloofwaardige spel geven de voorstelling, die tot dan toe slap is, een stevige impuls. Het publiek mag eindelijk instappen nu de trein op gang komt.
De tragedie is compleet wanneer ook de mooie Ifigeneia (Karina Smulders) ten tonele verschijnt. Smulders laat het jonge meisje van twee kanten zien: als zij nog van niets weet en vrolijk om haar vaders nek hangt. En, als zij erachter komt dat haar geliefde vader haar wil doden, door haar voor Griekenlands trots te offeren. Het besef van de naderende dood wordt helder uitgespeeld door Smulders. Het publiek aanvaardt, net als zij, dat het niet anders kan.
Hoewel Ifigeneia in Aulis genoeg stof biedt voor een heftig, meeslepend verhaal, duurt het lang voor gastregisseur Robert Woodruff erin slaagt deze tragedie daadwerkelijk over te brengen. Een mooie vondst is het koor, dat gevormd wordt door jonge operazangeressen van Opera Studio Nederland. De vrouwen bezingen prachtig in het Grieks de ellende van de hoofdpersonen, de goden en de gewone mensen zoals zijzelf.
Toneelgroep Amsterdam heeft met deze voorstelling niet het onderste uit de kan gehaald en dat is jammer. Hoewel er een aantal zeer mooie scènes inzitten, wordt het publiek niet volledig meegenomen in die bijzondere en spannende wereld van legerleiders, orakels en geschaakte vrouwen.

donderdag 9 oktober 2008

Dying is easy, comedy is hard

OOOOH! AAAAAAH! KREUN! AA..! PLOF! Zo, weer iemand dood. Over het aantal doden had de toeschouwer bij ‘Zij die sterven groeten u’ van de Vrienden van de Dansmuziek in ieder geval niks te klagen. Deze groep van acteurs heeft duidelijk een fascinatie voor sterven op het toneel en onderzoekt deze dan ook grondig. De dood zit in een klein hoekje en kan behalve tragisch ook ontzettend geestig zijn.

In ‘Zij die sterven groet u’ wordt de toeschouwer meegenomen op een memorabele wandeling door het Rozentheater. In een snel tempo worden een aantal speciale en historische sterfgevallen getoond. Zo worden we bloot gesteld aan alle doden van Shakespeare, en dit zijn er heel wat, Rubens die tijdens de daad bovenop zijn vrouw sterft, we gaan naar de hemel om vervolgens weer af te dalen naar de hel en horen een verhaal aan van een vader van een Hiroshima slachtoffer. Al deze scènes voeren de spanning op met als ultieme climax een echte begrafenis, compleet met koffie en cake en alle clichépraatjes. “ Jos, je was een man uit duizenden”.

Het Rozentheater is hierbij optimaal benut. Echt alle hoeken en gaten worden gebruikt. Tijdens de wandeling door het theater hangen er overal de laatste woorden van beroemdheden. Aparte laatste woorden. Zo zei Sam Cooke;”Lady, you shot me” en maakte Oscar Wilde zich druk om het behang, want hij zei;” Either that wallpaper goes or I do”. Deze teksten om nog maar eens uit te lichten dat de dood ook aanknopingspunten heeft met komedie. Met muren volgeplakt met rouwadvertenties maken de Vrienden van de Dansmuziek ons bewust dat de dood overal om ons heen is en in een klein hoekje zit, wat nog extra wordt benadrukt door na het zien van de rouwadvertenties een scène te tonen met een “klein” meisje die met driewieler en al van de trap valt en uiteindelijk sterft terwijl het bloed letterlijk uit haar spuit.

Het bloed dat eruit spuit, veel ooooohhs en aaaaahs, alles wat de Vrienden van de Dansmuziek laten zien is over the top. Nou ja…bijna alles. Zo is bijvoorbeeld de scène met het verhaal van de vader van het Hiroshima slachtoffer erg serieus. Omdat vrijwel de hele avond komisch is en ‘over the top’, is het onduidelijk of deze scène bedoeld is om te lachen of niet. Het contrast is groot met de andere scènes. Hoewel de acteur het heel knap neerzet, men waant zich even in Hroshima met alle verschrikkelijke gevoelens die daarbij komen, past het niet in het geheel. Te midden van alle hilariteit worden we weer even met beiden benen op de grond gezet, de dood is ook verschrikkelijk.

Maar we gaan meteen weer door BAM, POEF, AAAAAHHH, BLOED BLOED, OOOH…en daar gaat er weer een. Alles overdreven, veel theatraliteit en veel, vooral heel veel dood. Het is oppervlakkig en in hapklare brokken, maar het entertaint dan ook op en top. Een avondje ongegeneerd lachen om de dood en dat is nog niet zo makkelijk. George Bernhard Shaw zei dan ook tijdens zijn laatste seconden op aarde: “Dying is easy, comedy is hard”.

‘Zij die sterven groeten u’ van Vrienden van de Dansmuziek
Rozentheater, 8 oktober
Met: Mariken Bijnen, Arent Jan Linde, Ilke Turpijn en Joost Claes
regie: Domenico Mertens
Dramaturgie: Kiki RosinghProductie: Esther Sondermeijer

woensdag 8 oktober 2008

Ik rest mijn kaas

De familie Alleman uit Meerhuizen wordt aangeklaagd door de overheid. De aanklacht luidt: ‘verwaarlozing van de democratische burgerplichten’. Vader, moeder, dochter en zoon zijn stomverbaasd. Wat hebben uitgerekend zij fout gedaan? Dit showproces, met de familie Alleman als proefkonijn, moet als voorbeeld voor het hele volk dienen.

'De Grote Verkiezingsshow’ van Het Zuidelijk Toneel is een gedurfde creatie van regisseur en artistiek leider Matthijs Rümke. Hij maakt van politiek een entertainend schouwspel waarin hij de actualiteit dicht op de huid zit. Verwijzingen naar de kredietcrisis, de PVV en Rita Verdonk maken dat het lijkt alsof de voorstelling slechts enkele weken geleden in elkaar gezet is.

Net als in het echte leven worden we tijdens deze voorstelling overspoeld door berichten van de media. Polls van geenstijl.nl, internetenquêtes en regelmatige peilingen verschijnen tussen de zittingen door op tv-schermen. Het feit dat het publiek op het begin van de avond wordt benoemd tot officiële jury in dit proces versterkt het realistische gevoel verder. Dat wordt opletten geblazen…

Een waar Internationaal Historisch Tribunaal is geïnstalleerd voor het proces ‘overheid versus burger’. Een erg bijzonder tribunaal, aangezien getuigen als Hitler, Mussolini en Freud kunnen worden opgeroepen om hun visie op de tegenwoordige democratie los te laten. Dit zorgt voor nodige vervreemdende momenten. In een superrealistisch decor dat met één beweging verandert van de rechtszaal naar het herentoilet, zien we in de familie Alleman vier types waarmee we ons allemaal op de één of andere manier kunnen identificeren en vergelijken: de vader als burgerlijke dwerg, de moeder als vredelievende zweefteef, de dochter als keiharde bitch en de zoon als agressieve anti-globalist. Met hulp van een advocaat probeert het gezin aan te tonen dat ze de democratie wel degelijk serieus neemt. Aan het publiek om daarover te oordelen.

Gelukkig is het niet alleen maar serieus wat er op het toneel gebeurt. Vooral de acteurs Mark Kraan en José Kuijpers overtuigen in bevlogen acteerwerk en zetten hun personages op een geestige manier neer. De ‘Allemannetjes’ beginnen elkaar naarmate de voorstelling vordert steeds meer op de zenuwen te werken waardoor komische ruzies ontstaan. Het is dan ook niet niks wat hun te wachten staat, mochten ze schuldig bevonden worden door de jury: afname van de Nederlandse identiteit en daarmee al hun rechten voor een periode van vijftien jaar hangt hen boven het hoofd. De rechter die dit absurde proces in goede banen moet leiden, wordt beurtelings gespeeld door de bekende nieuwslezers Philip Freriks en Harmen Siezen.

Ondanks het feit dat ‘De Grote Verkiezingsshow’ bedoeld is als entertainment, zet de show het publiek ook tot nadenken. Verwaarlozen ook wij onze democratische burgerplichten? Hoe serieus nemen we de politiek nog als we alleen nog geïnteresseerd zijn in sensatie, overtredingen, schandalen, winnaars of verliezers? Niet alleen voor geïnteresseerden in politiek maar voor iedere inwoner van Nederland is deze show een regelrechte aanrader! Zoals advocaat Tom de Ket ook zei: ik rest mijn kaas.

Gezien: dinsdag 7 oktober 2008 in Parkheater Eindhoven. ‘De Grote Verkiezingsshow’ van Het Zuidelijk Toneel (HZT). Regie: Matthijs Rümke. Spel: o.a. Philip Freriks, Harmen Siezen, George van Houts en Nannette Edens. Tournee 3 okt. t/m 20 dec.


recensie 5

THEATER ARTEMIS: VOER VOOR JE VERBEELDING

Later is te laat door Theater Artemis. Teksten: Jacques Prévert. Regie: Floor Huygen. Spel: Cora Burggraaf & Hylke van Sprundel. Muziek: Oleg Fateev & Marieke Grotenhuis. Choreografie: Annabelle Lopez Ochoa. Gezien op: 7 oktober 2008 in Theater Bellevue, Amsterdam.

Het leven hoeft niet altijd zwaar en ellendig te zijn. Het leven hoeft niet altijd serieus genomen te worden. En het leven hoeft zeker niet saai te zijn. Integendeel, het leven kan prachtig en poëtisch zijn. Het leven is iets waarover gezongen en gelachen moet worden. Dat bewijst Theater Artemis met hun voorstelling Later is te laat.
Deze voorstelling, van het in 1990 in Den Bosch opgerichte gezelschap, is gebaseerd op teksten van de Franse dichter en kunstenaar Jacques Prévert. Regisseuse Floor Huygen neemt het publiek mee naar de wereld van deze eigenzinnige dichter waar geen duidelijke grenzen tussen goed en slecht, jong en oud of rijk en arm bestaan. Het leven wordt gepresenteerd als een aaneenschakeling van gebeurtenissen, liedjes en verhalen.
Die verhalen worden voornamelijk verteld door een kunstenaar (Hylke van Sprundel), die in zijn atelier, bestaand uit stoelen en matrassen, op inspiratie wacht. Dan wandelt een meisje (Cora Burggraaf) zijn leven binnen met alle gevolgen van dien. Haar ongedwongen jonge geest voeren de kunstenaar mee naar de wereld van het kind. Bruggraaf lacht, danst en prachtig zingt ze, begeleid door Oleg Fateev op de accordeon, opera liedjes.
Op haar manier laat het meisje de kunstenaar zien dat inspiratie overal is. Dat je vogels kunt schilderen, zonder vogels te hoeven vangen. Dat je kunt zingen en springen in plaats van eindeloos piekeren. Op zijn beurt vertelt de kunstenaar het meisje verhalen, over de zon en de maan. Over haar ouders, die zij nooit gekend heeft.
Dat deze voorstelling ook voor kinderen is, blijkt uit de verhalen en de manier waarop die verteld worden. Ook de afwisseling van muziek, tekst en beweging maakt de voorstelling levendig en boeiend voor kinderen. Toch schuilt de kracht van het stuk in het feit dat ook de volwassenen in de zaal geraakt worden door het geheel. Theater Artemis snijdt thema’s aan die voor jong en oud belangrijk zijn, zoals liefde en eenzaamheid.
Deze belangrijke thema’s zijn gegoten in een vorm die lijkt op een droom. Er is geen duidelijke verhaallijn, het gaat niet om het precies begrijpen van wat er op het toneel gebeurt. Net als in een droom, is er geen begin of einde, maar is er slechts dat wat gebeurt. En, net als in een droom, laat het publiek dat gebeuren, laat het zich dat wat op het toneel gebeurt, overkomen.
Later is te laat slaagt erin het publiek zich weer even jong te laten voelen. De dagelijkse beslommeringen en het gewone denken worden uitgewist. Later is te laat is een voorstelling die met fantasie en energie gemaakt is en die tot de verbeelding moet spreken. Laat even los wat vast zit, voor het te laat is.

Ayaan past makkelijk op zolder

We gaan terug naar het jaar 2006. Een lesbisch stel ergens in een bed in de Randstad. Er wordt fanatiek meegespeeld met Lingo, er wordt gezapt, gelachen en gepraat. Een burgerlijke truttigheid die zo liefelijk wordt neergezet dat je er haast naar zou verlangen.

11 mei 2006. Een Zembla uitzending die gaat over Ayaan Hirsi Ali en het afnemen van haar Nederlandse paspoort. Iets wat hard inslaat bij de jazzzangeres Hedwig, maar wat haar vriendin Titia vrijwel onberoerd laat. In een relatie die een paar seconden nog zo heerlijk leek beginnen de eerste scheurtjes te ontstaan.

Tijd voor conversatie is er niet meer. Hedwig wordt in beslag genomen door de tv en de actualiteit, en doet Titia keer op keer af met een eenvoudig: “Ssst, ik wil dit horen!” Hoe kun je van publiekslieveling van de een op het andere moment ineens veranderen in de zondebok? Hoe kan de publieke opinie zo drastisch en zo snel veranderen? Hedwig kan er niet bij. Een personage dat door Lineke Rijxman erg geloofwaardig wordt neergezet. “We hebben nog een zolder!” roept ze uit. “Daar doen we toch niks mee, daar kan Ayaan makkelijk onderduiken!” Titia, gespeelt door Joan Nederlof, probeert Hedwig het bed uit te krijgen. Helaas is dit de plek waar het verhaal voor Hedwig niet alleen begint maar ook eindigt.

Het in reprise genomen stuk “Inside Out” van de Mugmetdegoudentand laat een geëngageerde voorstelling zien zonder dat het moralistisch wordt. Zowel het standpunt van Hedwig als dat van Titia is volkomen te begrijpen waardoor het voor het publiek onmogelijk wordt een kant te kiezen. Wat een prachtige monologen van Rijxman, wat is Hedwig een intelligente vrouw. En dan het gevoelige spel van Nederlof, wat een treurige onmacht voor Titia. Een tweestrijd ontstaat: “Inderdaad, wat een leed voor Ayaan! Maar Hedwig kom toch alsjeblieft je bed uit…”

Af en toe richt een van de personages zich tot het publiek. Dit doorbreken van de vierde wand zorgt ervoor dat de voorstelling niet te zwaar op de maag gaat liggen. “Dit is mijn laatste tekst als dit personage” zegt Nederlof tegen het publiek wanneer zij als Titia het podium verlaat. “Je kunt ook heel erg met mij lachen hoor” richt Rijxman zich tot de zaal na een heftige woordenwisseling.

En alhoewel het verhaal van Ayaan al mijlenver achter ons lijkt te liggen is het fijn om weer even aan het denken gezet te worden over deze kwestie. En daar slagen deze twee topactrices maar al te goed in. Want Joan Nederlof speelt niet alleen Titia maar heeft dit maatschappijkritische stuk ook geschreven. En Lineke Rijxman nam niet enkel genoegen met het spelen van het personage Hedwig, maar heeft ook de regie van dit stuk op haar genomen. Laten we dus hopen dat deze twee nog veel zullen samenwerken. Zijn er nog wegen onbegaanbaar als je over de kwestie Ayaan een mooie, humoristische, geëngageerde en toch niet moralistische voorstelling kan maken?

Gezien: Inside Out van de Mugmetdegoudentand op woensdag 1 oktober 2008 in Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond.
Niet meer te zien.

Zo is een vrachtwagen op schaal ineens niet storend meer

“Do you want to take a ride in my truck?” Een verleidelijke openingszin die het altijd goed doet bij de vrouwen. Aldus de trucker op het podium. “Last Chance” is een Zuid-Afrikaanse dansvoorstelling die een keiharde truckerwereld laat zien. Een wereld waarin het uiteindelijk maar om één ding gaat; zoveel mogelijk vrouwen in je truck krijgen.

Helaas is het verhaal door het Zuid-Afrikaanse Engels soms moeilijk te volgen. En dat de twee personages op het podium elkaar steeds weer opnieuw ontmoeten maakt het geheel niet duidelijker. Wie zijn deze twee personages? Wat willen ze van elkaar? En wat brengt hun hier? De Zuid-Afrikaanse steracteur en regisseur van deze productie James Ngcoba weet deze vragen helaas niet te beantwoorden.

Gelukkig maken de dansers Nhlanhla Mahlangu en Gregory Maqoma veel goed. Zij zetten een moderne Afrikaanse dans neer, die niet enkel begeleid wordt door Afrikaanse muziek maar ook door de filmische muziek van componist Thomas Newton. Snel, langzaam, synchroon, solo, de mannen zijn van alle markten thuis. Zelden wordt een dans met zoveel overgave gebracht. Zweet parelt langs het gezicht, het publiek wordt meegesleurd en het schaarse decor, bestaande uit wat rood-wit afplaklint en blikken vrachtwagens op schaal, wordt vergeten. Geluiden van onweer wanneer het regent, enkel wat spots om de twee acteurs te verlichten, geprojecteerde sporen van vrachtwagenbanden, gepiep van wielen op een geluidsband om het naderen van een vrachtwagen aan te geven… Deze mannen zorgen ervoor dat het geen stoorfactor wordt. De dans is waar het om gaat.

Last Chance is een voorstelling die voor het Zuid-Afrikaanse festival Afrovibes naar Nederland is gehaald. Tot en met zes oktober staan Amsterdam en Den Haag in het teken van dit evenement. De rode draad van de zevende editie van Afrovibes is erotiek en de manieren waarop daar mee om wordt gegaan in Zuid-Afrika. Kom maar op met de achtste editie van dit mooie initiatief, als ook dan de voorstellingen het niveau van Last Chance halen.

Gezien: 30 september Frascati (wereldpremière)
Nog te zien tot: 4 oktober (Den Haag)

maandag 6 oktober 2008

Overdaad schaadt.

Een levensgrote, gekruisigde pop wordt door twee acteurs met kilo’s confetti bestrooid, als was het een te voltooien schilderij. Ondertussen nemen twee andere acteurs met gesloten ogen aan de voet van dit beeld plaats om de papieren regen in ontvangst te nemen. Men moet in hun geknuffel wel een Pieta herkennen. Het is een van de vele beladen beelden die de overvolle afstudeervoorstelling Blaat van Roeland Hofman tekenen.

Oscar van Woensel schreef Blaat aan het begin van de jaren negentig na de aanslag op beeldend kunstenaar Rob Scholten. Met de moord op Theo van Gogh nog vers in het geheugen gegrift, blijkt het stuk nog hartstikke actueel. Het verhaal speelt zich af op de begrafenis van een vermoorde kunstenaar in het jaar 2009, de toekomst die inmiddels bijna tegenwoordige tijd is geworden. Kunstenaars worden dagelijks met de dood bedreigd en allemaal zijn ze bang. Ze weten zich onder het juk van alle dreiging geen houding aan te nemen en zoeken hun heil in drank, drugs en inhoudsloos geouwehoer. Van Woensels personages spreken in een gedefragmenteerde taal om die paniek en rusteloosheid ook nog eens klank te geven. Grappig is vooral de verbastering van het woord treurig naar terreurig.

In de hedendaagse uitvoering van afstuderend regisseur Roeland Hofman dragen de acteurs plastic kleding en hebben ze allemaal een blauw accent ergens op het gezicht. Aanvankelijk lijken die versieringen de tekenende karaktereigenschappen van de personages te benadrukken. De immer breed lachende actrice draagt bijvoorbeeld blauwe lippenstift en de hauteine schrijver heeft een opgetrokken blauwe wenkbrauw. In een heldere openingsscene waarin de tekst van van Woensel volledig tot zijn recht komt, lijkt een overzichtelijk absurdistische code gezet. In de daarop volgende scene blijkt de toeschouwer meteen al in de luren genomen. Dit wordt geen avondje consumeren, moet Hofman hebben gedacht. De spelers nemen ineens allerlei rollen voor hun rekening. De make-up en de kille aankleding van de ruimte doen dus dienst als tijdmachine. Die verplaatsing naar de toekomst is onnodig, want de thematiek van de voorstelling leeft nu ook enorm en niet alleen onder kunstenaars.

De vreemde maar te behappen wereld waarmee de regisseur ons aan het begin van de voorstelling wist te verleiden wordt ingeruild voor een grillig zooitje ongeregeld, zonder enig houvast voor de kijker. Vorm lijkt hier een doel op zich te zijn geworden, want door het geschreeuw en het heen en weer ge-ren van de spelers heen kunnen we de toch al moeilijk te begrijpen teksten helemaal niet meer verstaan. Binnen een paar minuten zijn we de lijn van het stuk volledig kwijt. De werkelijke tekst is niet het uitgangspunt geweest, blijkt nu, des te meer de gekte en de angst zoals beschreven in het verwaarloosde script. We zijn gedwongen ons over te geven aan vele pompeuze en ruige beelden, zoals die van de gekruisigde pop of die van de orgie met het lijk. En daar hebben we dus helemaal geen zin meer in, in die overgave, we willen eigenlijk gewoon naar huis.

Blaat van Roeland Hofman. Gezien op 1 oktober in het Gasthuis Frascatie. De voorstelling is niet meer te zien. Voor informatie over de programmering in het Gasthuis/Frascati, kijk op http://www.theaterfrascati.nl/.

Meesters van de mimiek

Droog Brood - De kip met de gouden enkels

Locatie: Theater de Kampanje, Den Helder
Datum: Vrijdag 3 oktober 2008

Makers: Bas Hoeflaak en Peter van de Witte
Regie: Gijs de Lange



Meesters van de mimiek
door: Yvonne Kruiper


“Guus, kan ik even met je praten?”
”Ik weet al wat je gaat zeggen”
“Jij weet helemaal niet wat ik ga zeggen”
“Ik weet wel wat jij gaat zeggen”
“Hoe weet jij nou wat ik wil gaan zeggen als ik nog niet eens begonnen ben met te zeggen wat ik wil zeggen”
“Toch weet ik al wat je wil zeggen. Je gaat het uitmaken. Nou ga je gang”
“Ik maak het uit”
“Prima”
Met genuanceerde gezichtsuitdrukkingen en een scherp gevoel voor timing weten de heren van ‘Droog Brood’ hun types neer te zetten.
De scène vervolgt zich en het stel neemt zich voor om de zaken op volwassen wijze af te handelen. Op archaïsche toon voeren ze hun gesprek en hoogst beleefd laten zij elkaar uitspreken.
“Dankjewel voor je voorstel”
“Geen dank”
“Toch bedankt”
Langzaam maar zeker wordt de sfeer venijniger om ten slotte uit te barsten in een helse ruzie. De twee schreeuwen tegen elkaar als bezetenen, maar nog altijd in weloverwogen zinsconstructies. Als de man zegt dat zíj moet vertrekken omdat het de regel is dat degene die het uitmaakt vertrekt, bedenkt ze zich. “nou dan maak ik het niet uit. Dan wacht ik wel tot jij het uitmaakt”.
Misschien moet men niet proberen om hilarische scènes na te vertellen, want de kracht schuilt in de nuance van mimiek en een subtiele ondertoon, die de heren van Droog Brood als geen ander weten neer te zetten. Met weinig opsmuk van pruiken of attributen, maar met een onuitputtelijke originaliteit, worden de moeilijkheden voorgeschoteld in de communicatie tussen mensen. De geschetste situaties zijn schrijnend en treffend en ontpoppen zich tot absurde en hilarische scènes.
Het lef om scènes lang uit te rekken is groot, het spel fysiek sterk met veel elementen van de mime. Op dit vlak lijken de mannen wat inspiratie betreft een kruisbestuiving te onderhouden met de herencollega’s ‘de Ashton Brothers’. Maar wie dacht dat mimers niet sterk zijn in tekst zal verast zijn wanneer de mannen van Droog Brood hun mond opentrekken. Hoeflaak en van de Witte blijken gezegend te zijn met talent in spreken zowel als in zwijgen. De schijnbaar domme conversaties weten zich telkens weer om te vormen tot psychologisch verbluffende verwikkelingen. De makers getuigen van observatief vermogen dat zij feilloos om weten te zetten in spitsvondige dialogen.

De voorstelling ‘de kip met de gouden enkels’ is genomineerd voor de poelifinario 2008, de prijs voor de beste cabaretvoorstelling van het seizoen (overige genomineerden zijn Herman Finkers, Jochem Myjer, Maarten van Roozendaal en Sara Kroos).
Toch zijn er nog elementen in de voorstelling die sterker zouden kunnen. Met name de muzikale stukjes steken een beetje karig af bij de rest van de voorstelling en voegen weinig toe. De scène waarin een vriend goedbedoelde tips geeft om de sleur te doorbreken duurt te lang doordat het verhaal verzwakt. De scène eindigt in agressie en gescheld, een keuze die het publiek makkelijk aan het lachen maakt, maar waar de twee mannen ver boven zouden kunnen staan.
Gelukkig ontstijgen zij dit niveau van de makkelijke grap in de rest van de voorstelling met verve en hiermee is droog brood hard op weg naar de grote namen.

vrijdag 3 oktober 2008

Lala valt in het water

Verwarring alom. Is het tijd om te applaudisseren of niet? Het is al zo lang stil. Aarzelend begint het publiek te klappen. Gelukkig, daar komen de dansers aan om het applaus in ontvangst te nemen.

Bekend om hun onconventionele voorstellingen staan Laura Vanborm en Laure Dever dit seizoen op de planken - of beter gezegd: op een enorm luchtkussen – met Lala #4: Bubbleissues. De twee Vlaamse choreografes, werkzaam bij Productiehuis Brabant, experimenteren na Lala #1, #2 en #3 verder met het creëren van een tijdloze droomwereld in hun dans. Logica, helderheid en een verhaallijn worden in Bubbleissues compleet losgelaten met de bedoeling dat de toeschouwer een eigen verhaal uit de voorstelling distilleert.

Samen met de danser Seppe Baeyens dansen Vanborm en Dever alsof hun leven ervan afhangt: ze springen, vallen, staan op en vallen opnieuw. Naarmate de voorstelling vordert wordt de dansstijl alsmaar agressiever: het lijkt alsof ze steeds opnieuw een poging doen om met hun dans iets te bereiken dat onbereikbaar is. De dansers beginnen te slaan op het luchtkussen en slaken harde kreten uit. Dan ineens lijkt de voorstelling zich in slow motion te voltrekken: de dansers bewegen zich op gezette tijden traag voort op het podium. Dit alles vindt plaats onder begeleiding van bijna ondraaglijke atonale muziek en plots knappende ballonnen die zich in de jurken van de dansers bevinden. Uitgeput laten de dansers zich op verschillende momenten in het stuk op het luchtkussen vallen. De choreografie gaat op deze momenten echter verder: een groot videoscherm verschijnt vanachter het luchtkussen waarop de dansers te zien zijn die zich onder water bewegen. Zou het luchtkussen dan een fictieve zeebodem voorstellen en bevinden de dansers zich dus eigenlijk onder water? Of staan deze filmbeelden los van de choreografie? Waar zijn deze dansers nu eigenlijk mee bezig?

Het dansduo ‘Lala’ pleit voor voorstellingen waar geen boodschap achter zit en waarbij het gaat om het moment en de beleving van de voorstelling zelf. Het mag dan misschien zo zijn dat dit het ideaalbeeld van danstheater is volgens Vanborm en Dever; wellicht is het beter als ze dit op een wat toegankelijkere wijze zouden uitdragen in hun choreografieën. Een zekere vorm van houvast is toch niet te veel gevraagd? In hoeverre kan een theatermaker zijn of haar publiek in het duister laten tasten? Ik kan me voorstellen dat een onervaren bezoeker van danstheater na het zien van dit suggestieve stuk niet snel zal staan springen om een volgende dansvoorstelling.

Het creëren van een tijdloze wereld heeft dit dansduo op in ieder geval één manier bereikt: het kleine uur dat Bubbleissues duurde, leek een onaangename eeuwigheid.

Lala #4: Bubbleissues, i.o.v. Productiehuis Brabant. Gezien: 1 oktober 2008, Verkadefabriek ’s-Hertogenbosch. Makers: Laura Vanborm en Laure Dever. Dansers: staan Laura Vanborm, Laure Dever en Seppe Baeyens.

donderdag 2 oktober 2008

Een dansvoorstelling met net iets te veel tekst

Een donker toneel, kletterende regen en BOEM! Een lichtflits en ineens staat er een man op het podium. Al snel betreed ook een tweede man het podium. De twee mannen bekijken elkaar en bewegen uiterst beheerst. “You’d like to take a ride in my truck?”, begint de eerste man voorzichtig. Het verhaal kan beginnen.

Last Chance is een dansvoorstelling van het Afrovibes Festival, waarbij de grenzen tussen acteren en dansen vervagen. In de voorstelling maken we kennis met twee mannen. Ze ontmoeten elkaar tussen de vrachtwagens en een van de mannen blijkt ook vrachtwagenchauffeur te zijn. De chauffeur is op en top mannelijkheid. Hij rijdt in een grote truck en heeft vaak liefjes. De andere man daarentegen is heel anders. Hij heeft zijn vrouw een aantal jaar geleden verloren en heeft al in geen tijden een vrouwenlichaam aangeraakt. Deze twee verschillende persoonlijkheden ontmoeten elkaar en gaan een discussie met elkaar aan die van tekst naar dans gaat en van dans weer terug naar tekst. Ze proberen de ander hun standpunt in te laten zien en dit gaat niet zonder slag of stoot. Ze bieden als het ware tegen elkaar op. Zo staan ze tegenover elkaar en zeggen omstebeurt “When was the last time you..”? Ze moeten van elkaar leren, elkaar accepteren en elkander uiteindelijk de hand schudden.

Zoals al eerder gezegd liggen dans en acteren dicht bij elkaar in deze voorstelling. Desondanks zijn de twee disciplines in de voorstelling niet van hetzelfde niveau. De twee mannen waren duidelijk meer op dans georiënteerd dan op acteren. Het dansgedeelte was dan ook een erg mooi schouwspel. Ookal zou je totaal niks begrijpen van het gehele onderliggende verhaal dan nog zou het mooi en leuk zijn om naar te kijken. De dans was modern en abstract met hier en daar wat Afrikaanse elementen erin. Vurige discussies werden uitgevochten door bepaalde ritmes hard te stampen op de grond. Hoewel het acteren iets minder was dan het dansen heeft dat niet de voorstelling kapot gemaakt. De verstaanbaarheid laat te wensen over, want mensen moeten even wennen aan de aparte manier van Engels spreken. In de loop van de voorstelling wordt dit beter. Ondanks de slechte verstaanbaarheid kan men toch nog enigszins opmaken waar het overgaat. De acteurs pakken flink uit met hun gezichtsuitdrukking waardoor men vaak moet lachen en ook wel de rode lijn eruit kan halen. De gesprekken tussen de twee mannen duren desalniettemin vrij lang. Dit in combinatie met de manier van Engels spreken, wat op vrij monotone toon gaat, zorgt ervoor dat het soms moeilijk is je gedachten erbij te houden. Ze waren beter in dans en wat dat betreft was er te veel tekst in de voorstelling.

Concluderend is het vanwege de dans een mooi schouwspel. Hierdoor zien we de mindere acteerprestaties en de slechte verstaanbaarheid enigszins door de vingers. Een leuke voorstelling om naar te gaan kijken met mooie Afrikaanse elementen erin die het geheel zeker interessant maken. We do want to take a ride in your truck!

Last Chance
Spel&Dans: Gregory Maqoma, Nhlanhla Mahlangu
Regie: James Ngcobo
Theater Frascati, Dinsdag 30 September, Afrovibes Festival

Nederlands Dans Theater wisselend van kwaliteit

Ieder mens wil graag een kijkje nemen in de huiskamer van een ander. Het Nederlands Dans Theater geeft u deze mogelijkheid met het geprezen ‘Shoot the Moon’. In drie verschillende huiskamers zijn een aantal relaties te zien. Sommige relaties gaan kapot, andere komen weer bij elkaar en één persoon blijft alleen achter. Deze ontwikkelingen zijn afzonderlijk te volgen doordat de huiskamers kunnen draaien. Soms is er echter ook nog te zien wat er in een andere kamer gebeurt door middel van de projectieschermen die boven de kamers hangen.

‘Shoot the Moon’ van Lightfoot Leon won de VSCD dansprijs ‘Zwaan beste dansproductie’ in het seizoen 2005-2006. Terecht dat het nogmaals, samen met twee andere choreografieën, wordt opgevoerd want de beelden zijn prachtig. Het toneelbeeld met de draaiende kamers wordt versterkt door het maanlicht wat door de deuropeningen en de ramen naar binnenvalt. In dit prachtige decor bewegen de dansers vloeiend terwijl het uiterste van hun lichaam wordt gevergd. De goed op elkaar ingespeelde dansers zorgen ervoor dat het stuk soepel en glad verloopt. Het verhaal zelf komt echter wat moeizaam op gang. De muziek van Phillip Glass zet vanaf het begin zeer dramatisch in, dit terwijl er op het toneel nog niet zoveel gebeurt tussen de koppels. Pas tegen het einde wordt het stuk dramatischer en weet het zelfs even te ontroeren.

Het tweede stuk ‘Renature’ is van de choreograaf Wayne McGregor. ‘Renature’ opent met halfnaakte dansers die op de kale toneelvloer liggen terwijl er vier rijen van lampen langzaam naar beneden komen. De dansers maken dierlijke bewegingen en wat volgt zijn een aantal solo’s afgewisseld met rommelige groepsmomenten. Deze momenten worden begeleid door afwisselend pianomuziek en natuurgeluiden. Het resultaat is een zeer onsamenhangend en abstract geheel waarin moeilijk valt te ontdekken waar het precies over gaat. De dansers zelf, die de bewegingen keurig maar met weinig intentie uitvoeren, lijken de bedoeling achter dit stuk ook niet te begrijpen.

De enige choreografie waarin licht, muziek en dans samen lijken te werken is ‘Frontier’. Een stuk gecreëerd door Crystal Pite waarin een groep zwarte wezens zonder gezicht centraal staan. Op een donker toneel kruipen deze wezens voorbij terwijl de andere dansers zich constant bewust lijken te zijn van het naderende gevaar. De dansers worden geschaduwd door de zwarte wezens en proberen aan hen te ontkomen. Dit gegeven zorgt samen met de onheilspellende muziek voor een benauwend gevoel. Helaas duurt ‘Frontier’ net iets te lang, en gebeurt er teveel van hetzelfde, om het beklemmende tot het einde toe vast te houden. Vooral de laatste dans van de wezens duurt te lang en voegt niets meer toe.

Het Nederlands Dans Theater geeft met het betoverende ‘Shoot the Moon’ gelijk het beste van de avond weg. ‘Frontier’ en ‘Renature’ zijn inhoudelijk niet sterk genoeg om het niveau van ‘Shoot the Moon’ te kunnen evenaren. Het geheel kan dan ook alleen maar worden omschreven als wisselend.

Het Nederlands Dans Theater I met ‘Shoot the Moon’. Gezien op 31 september in het Muziektheater in Amsterdam. Choreografie: Lightfoot Leon, Wayne McGregor en Crystal Pite.

woensdag 1 oktober 2008

Recensie 4

THE QUIET DANCE/SPEAKING DANCE MIST SPANNING OM TE BLIJVEN BOEIEN

The Quiet Dance/ Speaking Dance door Jonathan Burrows en Matteo Fargion. Gezien op: 27 september 2008 in de Brakke Grond, Amsterdam.

Zet twee mannen, een Engelse choreograaf en een Italiaanse componist, op een leeg toneel. Vraag hen, zonder woorden, op zoek te gaan naar de relatie tussen hun vakgebieden: dans en muziek. En vraag hen ook na te denken op welke manieren deze disciplines het communiceren van mensen beïnvloeden. Jonathan Burrows en Matteo Fargion stelden zichzelf deze vragen en maakten een danstrilogie die ze reeds in 36 landen speelden en nu is Nederland aan de beurt.
Deze dansvoorstelling is de eerste internationale voorstelling van dit seizoen in Frascati. De trilogie is verdeeld in twee voorstellingen, die afzonderlijk van elkaar te zien zijn. Deze recensie zal dan ook alleen deel 2, The Quiet Dance, en deel 3, Speaking Dance beschouwen. Deel 1, Both Sitting Duet, is als een aparte voorstelling geprogrammeerd en wordt hier niet besproken.
In The Quiet Dance onderzoeken Burrows en Fargion aan de hand van verschillende manieren van lopen in combinatie met het maken van een geluid de grenzen van de ander. Fargion maakt een sireneachtig geluid en Burrows loopt. Burrows maakt een sussend geluid en Fargion loopt. Ze lopen in hetzelfde tempo, soms tegelijk, maar meestal na elkaar. Af en toe wordt het lopen onderbroken door ingewikkelde bewegingen met de armen.
Hoewel de twee mannen op elkaar lijken, beide zijn ze kalend en een tikkeltje gezet, is het overduidelijk wie de choreograaf en wie de componist is. Burrows’ bewegingen zijn soepeler. Fargion lijkt soms overgeconcentreerd te zijn en z’n bewegingen missen de vanzelfsprekendheid en controle die Burrows’ motoriek zo sterk maken.
Maar, in Speaking Dance, is het Fargion die de leiding neemt. De mannen heb hun lege toneel opgevuld met twee stoelen en twee enorme geluidsboxen. Ze zitten allebei met een schrift in hun hand, waar ze op muzikale wijze woorden uit voorlezen. Soms heel snel hetzelfde woord, dan weer verschillende woorden in een verschillend tempo. Af en toe onderbreken ze hun ‘tekst’ met een liedje of een stukje dans.
Een hoogtepunt in dit bijna wiskundige spel met woorden, is het stuk waarbij Fargion steeds de zin ‘Chicken, come, yes, no, stop.’ leest en Burrows dit met zijn handen in een razend tempo foutloos uitbeeldt. Het resultaat is een grappig en knap stukje waaruit de goede samenwerking tussen de twee mannen blijkt.
Dat Burrows en Fargion het goed met elkaar kunnen vinden, is te zien aan de manier waarop ze op elkaar ingespeeld zijn en de oprechte glimlachen die ze af en toe uitwisselen. Het publiek geniet hoorbaar van deze vriendschappelijkheid en lacht regelmatig om de herhaling van de bewegingen of klanken die er te zien en te horen zijn.
De vraag rijst of deze herhaling krachtig werkt. Na een aantal keer dezelfde bewegingen en geluiden, ontstaat er behoefte aan iets nieuws. Erg verrassend waren beide voorstellingen dan ook al snel niet meer. En wat willen deze Engelsman en Italiaan duidelijk maken met hun minimalistische materiaal? De combinatie van dans en muziek hebben ze gemaakt, maar door de herhaling ontbreekt de spanningsboog en worden de voorstellingen langdradig. En dat kan noch van dans, noch van muziek de bedoeling zijn.

De conventies voorbijgeschoten

Voorstelling: The quiet dance/ speaking dance
Makers: Jonathan Burrows (UK) en Matteo Fargion (IT)

Locatie: Frascati- Brakke grond
Datum: zaterdag 27 september 2008


De conventies voorbijgeschoten

Door: Yvonne Kruiper

Twee mannen van middelbare leeftijd op een podium. Geen gordijn, geen lichttechnicus, geen attributen, geen muziek. Geen danstalent, geen gevoel voor humor – of wellicht slechts gevoel voor engelse humor -, geen verhaal, geen spanning, geen knappe vindingen en bovenal geen touw aan vast te knopen. De enige reden dat de toeschouwer blijft zitten is de hoop dat de twee sympathiek ogende mannen straks een volgende act zullen starten, maar dat gebeurt niet. Een half uur lang zit men te kijken naar twee mannen die in vreemde stapjes over het podium lopen. Zo nu en dan een raar geluid voortbrengen. De herhalingen zijn eindeloos. In het begin neigt dit nog enigszins grappig te zijn, maar op den duur wordt de herhaling vooral mateloos vervelend.
De kijker doet hard zijn best om zoiets te ontdekken als een lijn, een achterliggend concept, een mooi moment of een diepere betekenis. Maar vergeefs. De mannen gaan onverstoord verder met hun ondefinieerbare bewegingen en kijken elkaar af en toe gniffelend aan. In de zaal fluistert een vrouw: ‘gelukkig dat ze het zelf wél leuk vinden’. En inderdaad, daar het publiek gedesillusioneerd op zijn stoel zit, is het goed om te zien dat er in ieder geval twee mensen zijn die het wél naar hun zin hebben. Al hadden we gehoopt dat die twee mensen het òns deze avond naar de zin zouden maken.
Wanneer de twee mannen eindelijk af gaan blijkt er nog een tweede deel op komst te zijn. Er wordt hevig gediscussieerd of we weg zullen gaan –nu kan het – of dat we blijven zitten. We besluiten te blijven zitten. Erger kan het tenslotte haast niet worden. Het wordt inderdaad niet erger. Al wordt het ook niet veel beter.
Ditmaal komen de mannen op met wat muziekinstrumentjes en twee schriftjes. In snel tempo zeggen ze omstebeurt woorden op uit de schriftjes. Zowaar wordt het tafereel hier eventjes grappig, maar de scène gaat verder nergens naartoe. Wat nog het meest op de lachspieren werkt is hun heftige engelse accent, maar dit is waarschijnlijk het enige element dat niet komisch bedoeld was.
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van de muziek en zang blijkt dat de heren wel degelijk potentie hebben, maar wederom wordt zij niet verder uitgewerkt. Dit tweede deel, linguïstisch en ritmisch, lijkt terug te verwijzen naar de bewegingen in het eerste deel van de voorstelling, maar de precieze bedoeling blijft onduidelijk.
De voorstelling blijkt onderdeel te zijn van een drieluik. Wellicht dat het volledige drieluik meer inzicht zou bieden, maar aangezien ze het drieluik afzonderlijk presenteren, zou elk deel op zichzelf bezienswaardig moeten zijn. Wellicht is er sprake van een culturele kloof, want de voorstelling won zelfs een heuse prijs en toerde door zesendertig landen. Burrows en Fargion hebben zich in hun thuisland waargemaakt als respectievelijk choreograaf en componist. Daarmee zijn zij van mening dat zij de muziek- en dansconventies goed genoeg kennen om deze te doorbreken. Dit resulteert in een voorstelling die misschien verfrissend is voor insiders, maar die voor de doorsnee theaterbezoeker geen hout snijdt.

Filosofie in de supermarkt

Voorstelling: Melk
Gezelschap: theatergroep Thomas

Datum: zaterdag 20 september 2008
Locatie: Pleintheater, Amsterdam


Filosofie in de supermarkt
Door: Yvonne Kruiper

Wat doe je als je een man bent van midden veertig, getrouwd en ontevreden? Precies, dan neem je een twintig jaar jongere maîtresse. En wat doe je als vrouw van midden veertig wanneer je man ervandoor gaat met een jonge meid? Precies, dat zet je jullie tweepersoonsbed op Marktplaats, omdat het bed teveel herinneringen aan jullie lange nachten oproept. Althans, dat is wat er gebeurt in de voorstelling Melk van theatergroep Thomas.
Laat de koopster van het bed nu juist die maîtresse van haar man zijn, die een bed zoekt omdat haar ‘nieuwe vriend’ bij haar komt wonen. Alsof dit nog niet genoeg toeval is blijkt deze jonge dartelige meid ook nog eens de beste vriendin te zijn van de dochter van het stel. Al hebben zij deze dochter al in tijden niet gezien, omdat zij op de zuivelafdeling van de plaatselijke supermarkt is gaan wonen in de hoop daar haar levensvragen beantwoord te krijgen.
Al na de eerste paar scènes begint de toeschouwer te begrijpen hoe het web van intriges in elkaar zit. De personages hebben echter geen flauw idee, waardoor de toeschouwer zich een uur lang kan verkneukelen bij absurde situaties waarin het spel belandt.
De rol van de man wordt neergezet door een jonge acteur, Erik Creutzberg, die zonder veel opsmuk, maar met slechts wat subtiel gegrimeerde grijze haren en een Harley-riem, voortreffelijk de midlife-man weet neer te zetten. Anna van Keimpema, die de rol van de vrouw neerzet, weet deze veroudering minder overtuigend neer te zetten. Weliswaar is de hysterie van veertigjarige dames niet slecht neergezet, het personage blijft verder wat oppervlak gespeeld. Deze oppervlakkigheid in spel komt ook weer terug bij de twee jongste telgen die de supermarktscènes neerzetten. Fransie Groenendijk speelt de dochter die zich al weken verschanst in de supermarkt, hopend dat de pakken melk haar levensvragen op kunnen lossen. Te overmoedig en luidruchtig bralt zij de zorgvuldig geschreven teksten, die uit haar mond weinig geloofwaardig overkomen. Tom Jaspers die de rol vertolkt van onwetende supermarkt-god, straalt potentie uit in zijn spel, maar krijgt niet de kans om zijn kwaliteiten te laten zien. Bij de rol van Teresa van Dongen, die de maîtresse neerzet, is het vooral de vraag of zij goed kan spélen dat ze naïef is of gewoon van nature naïef overkomt. Hoe dan ook, in deze rol komt ze geloofwaardig over.
De levendige conversaties zetten een reeks herkenbare scènes neer, geënsceneerd op dagelijkse locaties. Zo staat er op het podium een heuse rookzuil van de NS. Bij de stationscènes is er bovendien een kleine rol weggelegd voor de regisseuse van het stuk die een rolletje speelt als straatmuzikant. Telkens zien de spelers zich gedwongen haar om te kopen om te stoppen met spelen op haar accordeon, omdat de acteurs elkaars tekst anders niet kunnen verstaan. Eén van de subtiliteiten die de voorstelling haar charme geeft.
Zo is Melk ondanks de uiteenlopende acteerkwaliteiten een voorstelling met subtiele vindingen, levende verhalen en eigentijdse elementen, waarin het grote toeval toch nog geloofwaardig blijft.