woensdag 15 april 2009

Warme Winkel verkoopt nieuwbakken levensverhalen

door Yvonne Kruiper

Voorstelling ‘Villa Europa’
Gezelschap: De warme winkel
Makers: Vincent Rietveld, Mara van Vlijmen, Jeroen de Man


Ooit gehoord van Stefan Zweig? Thomas Bernhard? Rainer Maria Rilke? Waarschijnlijk niet. En dat is precies waar het gezelschap de Warme Winkel verandering in wilde brengen. Onder de titel “Ost’reich raus!” brengen ze een drieluik over het werk en leven van deze drie vergeten Oostenrijkse auteurs. Met de voorstellingen ‘Totaal Thomas’, ‘Rainer Maria’ en ‘Villa Europa’ brengt de Warme Winkel weer beweging in hun ooit zo bewogen levens. Niet per sé om hun sokkel van faam op te poetsen, maar uit fascinatie voor het leven en werk van de heren, én omdat de Warme Winkel in staat lijkt te zijn om van elk willekeurig onderwerp iets te maken.

Uitgangspunt voor deze voorstelling - de laatste in het drieluik na de met lof ontvangen Rainer Maria – is het leven van Stefan Zweig. Vincent Rietveld en Mara van Vlijmen hebben zich in zijn werken verdiept en zijn daar vervolgens over gaan discussiëren, filosoferen, improviseren en analyseren. In plaats van hun bevindingen als een potdichte waarheid te verkondigen, komen de overdenkingen terug in de voorstelling. Het ene moment wordt er met tweehonderd procent overtuiging een dramatische scène gespeeld over Jeremia en zijn roeping. Het volgende moment stappen de acteurs uit hun rol om het publiek even op de hoogte te stellen over het verloop van de avond.
Met de steeds terugkerende en daardoor steeds hilarischer wordende zin ‘ow, dat is misschien ook nog wel even leuk om te vertellen’ doen ze het levensverhaal en de cultuurhistorische achtergrond van de droefgeestige auteur uit de doeken. Dat geschiedenisles allesbehalve saai hoeft te zijn bewijzen de twee onvermoeibaar enthousiaste spelers. De vele feiten worden met een kinderlijke bezieling uit de doeken gedaan. Terwijl Rietveld aandoenlijk gefascineerd steeds weer op nieuwe, naar zijn idee interessante feiten komt, gaat van Vlijmen als een bezetene op zoek naar een bijbehorend plaatje in de enorme stapel boeken waarin ze zich begeven. Met een indrukwekkende nauwkeurigheid weet ze in de wirwar op het juiste moment de juiste afbeelding te vinden. Vol overgave drukt ze op een illusionaire ‘twee voor twaalf’-bel en toont ons trots de beeltenis van Zweig, van een hermeneutische cirkel, een bloeiende artisjok, de eerste symfonie van Beethoven, Wenen in de negentiende eeuw, een dienende vrouw en andere onzinnigheden die vol belangwekkendheid worden verkondigd. Daarbij wordt elke beweging, elk woord en elke blik vergezeld door een bijdrage van de geluidstechnicus. De timing van de makers wordt in dit tafereel op fascinerende wijze zichtbaar.

Behalve in timing blijkt het sterke samenspel van de twee ook uit de rest van de voorstelling. van Vlijmen en Rietveld zijn geen los samengeraapte acteurs die van een regisseur een script in hun handen hebben gekregen. Ze hebben zich zichtbaar in het onderwerp verdiept, kennen elkaar, weten elkaar uit te dagen en aan te vullen. Hun spel en mimiek zijn afwisselend subtiel en grotesk, hun humor is schrijnend en hilarisch.
De onervaren toeschouwer zal het spel van de twee wellicht ervaren als ‘over the top’ en overdreven dramatisch. Maar wie bekend is met de verschillende speelstijlen door de eeuwen heen, begrijpt de knipoog waarmee ze het classicistisch baroktheater benaderen, de ideeën van Stanislawski op de hak nemen, het shakespeareaans theater plagen, de vierde wand verloochenen en het postmodern theater parodiëren. Maar ondanks de ontheiliging van theatrale middelen wordt de voorstelling geen schoppen tegen de heersende orde, maar een speelse variant op allerhande theateropvattingen. Ook de verhevenheid van historische vermaardheden neemt de warme winkel graag met een korrel zout en zodoende ontkomt ook Zweig niet aan een kritische analyse. Hij wordt belachelijk gemaakt, maar op een manier waaruit tegelijkertijd waardering blijkt.
Net als in hun vorige voorstelling Rainer Maria wordt door naarstige analyse en verdieping, het personage een deel van de acteurs en kunnen zij met hem dollen als met een vriend.

In een wanordelijke exposé over Zweigs carrière komt er een opsomming van acteurs en regisseurs voorbij die Zweigs werk wilden gaan spelen, maar voortijdig stierven. En hoewel de acteurs van vanavond naar eigen zeggen heus niet bijgelovig zijn, hebben ze toch besloten om het werk van Zweig daarom niet integraal op te voeren. De werkelijke reden die aan deze komische tegenspraak ten grondslag ligt is waarschijnlijk het feit
dat het allesbehalve hun stréven is om historische werken integraal op de planken te brengen. De fascinatie van de Warme Winkel gaat uit naar de persoon achter de geschreven werken. Zijn drijfveren, zijn zwakheden, de tijdsgeest waarin hij leefde en de invloed die deze op hem had. Intrigerende elementen worden opgepikt en uitgewerkt. Hoe het moet zijn geweest om als gevierd schrijver je boeken verbrandt te zien worden, wat de motieven zouden kunnen zijn geweest voor Zweigs zelfmoord, hoe hij naar Brazilië trok om zo Europa beter te leren kennen en hoe zijn laatste tijd daar moet zijn geweest. Maar ook passages uit zijn werken komen voorbij, die niet direct een link hebben maar op zichzelf al mooi genoeg zijn. Zo vertelt Zweig over de keer dat hij in het atelier van Rodin mocht komen kijken en vol ontroering deze grootmeester op ziet gaan in zijn werk. Hij mijmert over het doel en de gevaren van medelijden, geïllustreerd door van Vlijmen die door middel van stokken en metalen staven mank en kermend voorbij komt.

Behalve humor schuwen de makers ook zeker niet de keerzijde van het verhaal. Want ondanks de verwoede pogingen om het stuk luchtig en komisch te brengen gaat deze voorstelling in essentie om een man die uit wanhoop zelfmoord pleegt en zijn vrouw daarin meesleept. Die naargeestigheid geeft de voorstelling een tragische laag. De beschrijving van de naderende oorlog, de instorting van Wenen als culturele hoofdstad, Zweigs boekverbrandingen, zijn vlucht naar Brazilië, zijn eenentwintig afscheidsbrieven en de doorloop van de zelfmoord geven een onbehaaglijk gevoel.
Na veel koddig oponthoud wordt de uiteindelijke zelfmoordscène tergend langzaam gereconstrueerd. De drukke analyses maken plaats voor stil spel. Voor het laatst worden de plantjes water gegeven, wordt er sachertorte gegeten, een afscheidsbrief geschreven, alvorens ze op het bed plaatsnemen voor de toediening van het gif.
Terwijl Zweig zich heeft neergelegd nestelt zijn vrouw zich in zijn armen. Met bange verwachting kijkt ze op naar zijn gezicht om te zien of hij zijn laatste adem al heeft uitgeblazen. Mar met zijn ogen dicht schudt hij van nee, om aan te geven dat hij nog niet dood is. Ze gaat weer liggen en wacht. Ze kijkt weer op, maar wederom schudt hij zijn hoofd, ditmaal iets heviger en met een blik van ongeduld op zijn gezicht. Terwijl de muziek de komische scène uitbundig begeleid, legt ze haar hoofd weer op zijn buik. Wanneer ze wederom opkijkt en het publiek een volgende grappige wending vermoedt, blijft het stil. Een sterke scène waarin humor en pijn snijdend scherp samenkomen.

Zelfs tijdens de zelfmoordscène (aangekondigd met een optimistisch: nu alleen nog even de zelfmoordscène), fluisteren de acteurs tussen hun script door hun mijmeringen over de motieven en het karakter van Zweig. Net als in hun vorige voorstelling doorgraven ze het leven van een persoon, brengen een ode aan zijn werk, maar nemen deze tegelijkertijd met zichtbare liefde op de hak. Als een minnaar die zijn muze plaagt, omdat het zijn manier is om zijn waardering en liefde te laten blijken. Het spelen van scènes en het eruit stappen en analyseren geeft het stuk meerdere lagen. De warme winkel creëert daarmee metatheatrale voorstellingen die niet alleen de Oostenrijkse auteurs, maar ook de werking van theater op zich en de rol van de acteur dynamisch en vanuit nieuw perspectief beschouwt en bespeelt. De Warme Winkel verkoopt een vergeten verleden met vrijmoedige dimensies.

vrijdag 27 februari 2009

De onzekerheden van een prins met een bloedlip

Theatervoorstelling ‘Doornroosje’
Gezelschap: Buitenkunst Producties
Regie: Relinde Moors

Door: Yvonne Kruiper

Dertig matrassen. Het bed van Doornroosje. De toren van Doornroosje. De zee. De muren van het kasteel. Moeiteloos schikken de matrassen zich naar de fantasie van de makers. De stapels matrassen worden beklommen, beslapen, bestormd, herstapeld en herschikt tot nieuwe vormen, waar de toeschouwer zich met herkenning in mee laat leiden. Wie heeft er tenslotte als kind niet zijn eigen luchtkastelen gebouwd?
De matrassen zijn een uitstekend gekozen semiotiek. In al hun zachtheid en als bron van dromen wordt hun functie door de makers consequent en op veelzijdige wijze uitgewerkt.
De spelers, vijf meiden en drie jongens van tussen de zestien en drieëntwintig jaar hebben deze voorstelling, onder leiding van regisseuse Relinde Moors, in een tijdsbestek van twee weken gemaakt. Waarmee maar bewezen wordt dat een voorstelling niet per sé een maandenlange ontwikkeling vereist. Doornroosje staat als een huis. Of, in dit geval, als een kasteel.
De voorstelling is gebaseerd op het boek ‘brieven aan Doornroosje’ van schrijver Toon Tellegen. Wie hieruit concludeert dat Doornroosje een kindervoorstelling is heeft het mis. Hoewel de twee aanwezige kinderen in de zaal zich wellicht vermaakt zullen hebben met het sprekende fysieke spel van de acteurs, is de voorstelling met zijn filosofische overpeinzingen wel degelijk voer voor volwassenen.
Uitgangspunt van de tekst zijn de onzekerheden van de prins. Dapper poogt hij de doornenheggen te trotseren om zo bij de zolderkamer van het kasteel te komen. Daar ligt Doornroosje te slapen en zoals welbekend mag worden verondersteld, wil de prins haar wakker kussen. Maar de weg naar de torenkamer is lang en onderweg slaat de twijfel toe. Tellegen schreef een boek met 365 brieven – want zo lang duurde de tocht van de prins – over de verlangens en twijfels van de arme vent. De prins blijkt niet langer de zelfverzekerde, knappe adonisheld met zijn goudglanzende haarlok. Hij wordt een jongen van vlees en bloed, vertwijfeld over zijn intenties en zijn kunnen en met een bloedlip bovendien. Moet hij Doornroosje wel wakker kussen en als hij dat zou doen, wat vindt ze dan van hem? Ook Doornroosje begint op haar beurt te twijfelen. Wil ze wel wakker worden? Eigenlijk ligt ze nog best lekker. En tijdens haar honderd jaar durende slaap begint ze te piekeren of ze überhaupt wel bestaat.
De acht spelers weten de filosofische overpeinzingen kwetsbaar neer te zetten, hoewel de geloofwaardigheid van het acteerspel uiteenloopt. De één doet te hard zijn best om te acteren, de ander dicteert geconcentreerd het script van haar netvlies. Een enkeling weet echter het raakvlak te vinden waar oprechtheid en acteren samenkomen en zo een overtuigende scène neer te zetten. Gevaar van het stuk is dat het verzandt in teveel tekst en te weinig prikkelt om de concentratie vast te houden. Dit heeft Moors goed weten te ondervangen door een scala aan beelden en geluiden in te brengen die steeds weer verassen. Dusdanig dat de verschillende tekensystemen elkaar niet verdringen of tegenspreken. Een kwaliteit die niet elke regisseur machtig is.
Moors regisseert, geeft les en choreografeert bij o.a. Jeugdtheaterschool Rabarber, Buitenkunst en het Amsterdams Lyceum. Eerdere voorstellingen van haar hand zijn 'maanreizen', 'tweezaam', 'kortrokje', 'Ik val niet' en 'Ik ben een ferrari op een schroothoop'. Gespecialiseerd in choreografie voegt zij dans en theater samen tot een nieuwe theatertaal. Ze onderzocht de werkwijzen van verschillende dans- en theatermakers waaronder Liesbeth Colthof, Marcel Musters, Pina Bausch en Anna Teresa de Keersemaeker. Dit onderzoek resulteert in een geheel eigen werkwijze waarin acteurs en dansers mede-maker zijn van de voorstelling. Een werkwijze waaruit naar eigen zeggen een voorstelling geboren wordt met een innerlijke noodzaak van de maker en de dansers / acteurs. Deze actieve rol van de spelers is ook in de voorstelling Doornroosje terug te zien.
De spelers worden zowel fysiek als mentaal actief gehouden. Ze spelen niet alleen óp maar ook mèt het podium en zijn zich behalve van hun spel, ook bewust van hun lichaam. De danskwaliteit is hoog, maar helaas is de synchroniteit een heikel punt. Tekstscènes worden geintegreerd met dans en beweging. In sommige passages is mime genoeg. Aandoenlijk is de scène waarin de gespierde prins probeert te kunnen vliegen. Met zijn handen langs zijn lichaam wappert hij voorzichtig met zijn vingers, maakt een sprongetje. Een tweede poging volgt. Langzaam worden de bewegingen groter, zo ook zijn wanhoop. Steeds hoger springt hij terwijl zijn armen door de lucht maaien. De solo vormt een mooi contrast met de danssecties van de meisjes. De dans die zij ten tonele brengen is een mengeling van klassiek en modern. Een dansvorm die mooi aansluit bij de sprookjessfeer, welke wordt versterkt door de lieflijke jurkjes. Zonder tierelantijnen, maar met de juiste maagdelijke uitstraling. Ook het kostuum van de heren is sterk. Van boven dragen zij een zwart-grijze gilet, passend bij het beschaafde voorkomen van de prins. Van onder echter dragen de drie een grijze Australian-joggingbroek, waarmee ze uitgerust zijn voor de erbarmelijke klimtocht en die bovendien hun aardsheid weergeeft. De combinatie van gilet en joggingbroek geeft mooi het conflict weer tussen het zijn van onaantastbare prins dan wel verloren jongen.
Behalve door dans wordt het stuk stevig ondersteund door muziek. Een aantal sympathieke oldies geven de voorstelling de nodige swing. Wederom zonder overdadig te worden. Moors weet te doseren.
Hoogtepunt van de voorstelling is het moment waarop de spelers zich tussen de stapels matrassen bewegen, al koprollend en elkaar ontmoetend. De scène is speels en dynamisch.
Mede door dit soort vondsten vormt de voorstelling een aangename samenkomst van filosofische overpeinzingen, sprekende vormgeving, originele dans en verassende muziek. Ondanks de veelheid aan elementen wordt de intentie niet uit het oog verloren en blijft de eenheid aanwezig.
Het stuk Doornroosje, dat zijn oorsprong vind in de 17e eeuw bij de geestelijk vader Perrault, werd twee eeuwen later herschreven door de Gebroeders Grimm. Inmiddels weer bijna twee eeuwen later hebben de Buitenkunstmakers er met de bewerking van Tellegen er een hernieuwde charme aan weten mee te geven. Een vleugje sprookjesachtig, zonder zoetsappig te worden.

donderdag 27 november 2008

De appel van Charles

Er zijn in dit leven drie appels. De eerste is de appel van Adam, de tweede de appel van Newton waarmee de zwaartekracht werd ontdekt, en de derde is de appel van Charles. Charles, een naam die in de voorstelling “Licht is de Machine” van de “Veenfabriek” maar terug blijft keren. Wie is toch deze Charles?

Charles Fourier is de naam. Een filosoof uit de achttiende eeuw die er na de Industriële Revolutie naar streefde dat iedereen weer fluitend naar zijn werk zou gaan en dat passie en hartstocht de boventoon zouden voeren. Zo’n ideale samenleving kan dat bestaan? Wat zijn de imperfectheden van een utopie? En wat gebeurt er wanneer een ieder doet waar hij zin in heeft? Het antwoord van de Veenfabriek luidt dat er één grote chaos zal ontstaan. Maar wel een hele mooie.

Een immense hangar op voormalig vliegveld Valkenburg fungeert als het décor. Het publiek zit op een lange tribune en er is een schot geplaatst tussen het publiek en de spelers. Hierdoor wordt een gedeelte van de hangar aan het zicht onttrokken met als resultaat een kijkdoos-effect. Het geheel doet sprookjesachtig aan: Muziek wordt met horten en stoten ten gehore gebracht, balans tussen de rekwisieten ontbreekt (een enorme kar met vogelkop tegenover yoghurtpakjes in realistisch formaat), en de kostumering lijkt op het eerste gezicht hedendaags maar steeds is er iets dat niet klopt. De prachtige belichting maakt het sprookjesachtige af. Hiervoor veel hulde voor licht- en decorontwerpers Theun Mosk en Joost Rekveld. Vooral het afsluitende lichtbeeld is bijzonder mooi. Afzonderlijke lampjes vormen zich gezamenlijk tot een opstijgend vliegtuig, waarna zij zich weer los van elkaar bewegen om vervolgens op verschillende hoogten fel dan wel zwak licht uit te stralen. Het lijkt alsof je naar een sterrenhemel kijkt en de: “Oooooh” onder het publiek is voelbaar.

Zo nu en dan verliest de mooie chaos zich in enkel nog chaos en wordt het allemaal eventjes te veel. Links een orkest, achterin een dans, vooraan een monoloog, rechts een vrouw op een fiets en dan ook nog een postbode die alles met open mond gade slaat. Op dit soort momenten lijken de scènes eindeloos te duren.

Gelukkig zijn deze momenten schaars en blijven er veel mooie en komische scènes over. Zo zorgt de scène waarin verwoedt naar de tekst van acteur Joep van der Geest gezocht wordt voor veel hilariteit en is de scène waarin er een dans van koepeltentjes ontstaat erg komisch en mooi gevonden. Een verademing is de postbode die zo nu en dan langs fietst om een pakketje af te leveren. Dit personage zorgt voor de link met de realiteit die elders in de voorstelling zoek is. De imperfectie van een utopie wordt naarmate de voorstelling vordert steeds zichtbaarder.

De ambitie spat van de voorstelling af en regisseur Paul Koek heeft erg knap werk geleverd. Er is een overdaad aan theatrale middelen wat over het algemeen in deze voorstelling erg goed werkt maar helaas geldt ook voor deze productie dat zo nu en dan overdaad schaadt.


Gezien: Licht is de machine van de Veenfabriek. Op: 20 november, voormalig vliegveld Valkenburg bij Katwijk.
Nog te zien tot: 13 december

woensdag 26 november 2008

lang duurt de machine

Licht is de machine. De Veenfabriek. 20/11/2008. Vliegbasis Valkenburg. www.veenfabriek.nl.

Het is stikdonker in de hangaar op vliegbasis Valkenburg. Aan het plafond van de immense ruimte is een mechaniek bevestigd met tientallen brandende peertjes eraan die in ritmische patronen op en neer bewegen, nu eens fel brandend, dan weer zacht. Ze lijken haast te dansen door de lucht. Voor het eerst en meteen ook voor het laatst in het over-gecomponeerde Licht is de machine weet de Veenfabriek te ontroeren.


Licht is de machine is een montagevoorstelling gebaseerd op het gedachtegoed van filosoof Charles Fourier. Deze 18e eeuwse denker had een afkeer tegen de economische structuren die de wereld in zijn tijd in hun greep begonnen te houden. Hij geloofde in een utopische wereld waarin de mens zou werken om goed te doen, niet om er zelf beter van te worden. In de voorstelling is niet getracht om het verhaal te vertellen van Fourier. In plaats daarvan heeft Koek geprobeerd om middels zijn eigen beeld- en klanktaal, Fouriers utopische gedachtegoed voelbaar te maken. Daardoor geïnspireerd hebben de spelers van de Veenfabriek ook hun eigen ideale wereldbeelden vormgegeven. Het totaal van al die ideologieën is samengebonden tot de overvolle bak met associaties die deze ruim twee uur durende rollercoaster van beelden en klanken is.

Regisseur Paul Koek ging voor deze productie een samenwerking aan met verschillende kunstenaars. Joost Rekveld ontwierp voor de gelegenheid de prachtige lichtinstallatie waarmee de voorstelling afsloot. Koek liet beeldend kunstenaar Theun Mosk verantwoordelijk voor het verdere toneelbeeld. Mosk bouwde vlak voor de tribune een enorme gele wand. In het midden, op ooghoogte, een panoramisch schilderij van een Katwijks zeeaanzicht. Bij aanvang van de voorstelling worden de grote doeken waaruit de afbeelding bestaat één voor één weggehaald zodat we door de brede spleet die is ontstaan naar de ruimte achter de gele muur kunnen kijken. We zien de hangaar, diep en leeg, dan pas voor het eerst in zijn volledige grootsheid. Net zo groots misschien als de menselijke fantasie. (Het podium is overigens gekaderd en daardoor is het net alsof we naar een breedbeeldtelevisie kijken, die algemeen gedacht wordt toch de dood van die fantasie te zijn.)

Links vooraan zit het orkest. Dat orkest bestaat voornamelijk uit leden van Ensemble MAE. Muziekanten en acteurs vullen elkaar voortdurend af en aan. De muziek die gespeeld wordt is van de hand van allerlei componisten. Het zijn voornamelijk gefragmenteerde en moderne stukken waarin vreemde apparaten die sireneachtige klanken voortbrengen de hoofdrol spelen. Er is één lief en melodisch liedje dat steeds opnieuw maar in steeds rijkere bezetting gespeeld wordt. Een week later zingt het nóg door je hoofd.

Overal waar je kijkt is wel iets aan de hand. Dat is best zwaar om naar te kijken. Ook al omdat er behalve de associatieve en utopische elementen, zo weinig lijn en eenheid in de verschillende scènes te ontdekken is: In de verte wordt een choreografie uitgevoerd met een hele batterij blauwe iglotentjes. Ergens rechts achterin staat een enorme carnavalswagen met een eendenkop opgesteld. Iemand is bezig grote gekleurde nepbloemen in bruine potten verspreid door de ruimte neer te zetten. Er wordt synchroon glittertjesvla gegeten. Er fietst een postbode voor de muur langs, hij stopt om een zakje chips te eten en dan is er onder vele anderen nog dat personage dat op hightech stelten van voor naar achteren door het beeld rent, ondertussen uitsluitend monologen spuiend, net zoals de rest van de spelers. In de utopische werelden van de makers praten de mensen blijkbaar niet meer met elkaar.

Ze zijn met veel, zij van Koek daar in die hangaar. Ook al is de ruimte groot, af en toe weet je niet waar je kijken moet. Er zijn zo verschrikkelijk veel dingen te zien en te horen. De vele scènes spelen ook nog eens tegelijkertijd of overlappen elkaar. Het wordt op den duur vermoeiend om steeds maar te proberen een samenhang te ontdekken. Al dat gedoe. Het lichtjes-ballet aan het slot is daarom een absolute verademing. Het is werkelijk magisch, zou niet lang genoeg kunnen duren. De eerste twee uur lijken met terugwerkende kracht wel een beetje overbodig.

vrijdag 21 november 2008

Alles gaat goed. 19/11/2008. Toneelschuur Haarlem.www.toneelschuur.nl
De herten hebben de aarde overgenomen. Er leven nog maar één man en één vrouw, de rest van de mensheid is door een ramp van de aardbodem verdwenen. De twee overgebleven mensen zijn nou niet bepaald wat je je van de laatsten van een soort zou voorstellen. Ze zijn van middelbare leeftijd, dragen nette pakken en hebben een sterke neiging tot over-analyseren. Die herten kunnen trouwens net als die mensen, uitstekend praten.

In Alles gaat goed in regie van Gienke Deuten wordt ons een wereld voorgehouden zoals die eruit zou zien wanneer onze moderne cultuur ten onder is gegaan. De jonge regisseuse heeft zich daarbij afgevraagd of we nou aan het begin of aan het einde van een culturele revolutie staan. Zo komt het dat de personages die Deuten tot leven heeft gewekt (gespeeld door Maureen Teeuwen en Willem de Wolf) er niet naar streven zich voort te planten, zij streven er naar zich uit te drukken in artisticiteit. Zo moet Maureen koste wat het kost die herten met een houtskooltje zien vast te leggen op een piepschuimblad. In contrast daarmee staat er al vanaf het begin van de avond een klein tafeltje voor op het podium, op het deel waar de mensen zich aanvankelijk nog veilig waanden. Op het tafeltje is een stilleven van herkenbare kunstobjecten geënsceneerd. Als ultieme uitwas van onze moderne cultuur ligt daar, hoe kan het ook anders, de diamanten schedel van Damien Hirst.

Het levert mooie plaatjes op, dat idee van een wereld die zo vergankelijk is gebleken dat er alleen nog maar herten op kunnen leven. De vijf jonge mimespelers weten ondanks minimale kostuums prachtige en sierlijke herten te laten zien. Ze bewegen zich prachtig over de vlakte die de zaal is geworden. De lichtblauwe piepschuimbladen waarmee de vloer bedekt is geven de indruk van een koude wereld, een wereld gemaakt van ijsschotsen. De stukken van de muur die aan het begin van de voorstelling nog een beetje bescherming weet te bieden aan de mensen, zijn als die muur is afgebroken prima te gebruiken als bouwstenen of banken. De herten slepen er mee en bouwen er allerlei bergen van. De combinatie van dit bouwen en de zogenaamde schilderzucht van Teeuwen maakt dat we opeens, heel kort, de nachtwacht menen te zien.

Een voorstelling vol met symboliek en herten. Aanvankelijk is het leuk, maar na een kwartier is de gekkigheid er wel vanaf. Deuten brengt daarna helemaal geen verrassende inzichten meer; ze borduurt voort op de ideeën die in de eerste minuten al duidelijk zijn gemaakt. De dreiging die de herten uitstralen leidt nergens toe, de twee soorten leven gewoon naast elkaar en lijken eigenlijk niets met elkaar te maken te hebben. Het geheel blijft maar voortkabbelen. Niks is eigenlijk erg. Het is dus ook geenszins tragisch dat de personages behalve hun cultuur uiteindelijk ook zicht en gehoor verliezen. Het resultaat van Teeuwens pogingen zich in een tekening uit te drukken is ten slotte, hoe voorspelbaar, een tekening als een grotafbeelding. Na afloop blijft vooral het gevoel hangen dat er meer uit dit originele idee gehaald had kunnen worden.

Te weinig actie, te veel gepraat

De blinde voorraadbeheerder Lucas Gerritszoon, en de lachwekkende predikant Gijsbert Bastiaenszoon. Gespeeld door respectievelijk Bill van Dijk en Reinier Bulder zijn dit de enige personages die het publiek met hun voorkomen de voorstelling De Batavia enigszins vermakelijk maken.

Want wat is het langdradig. Bijna tot vervelens toe. Dat is dan ook merkbaar aan het geroezemoes vanuit het publiek. Er gaan minstens vijf mensen naar het toilet tijdens de voorstelling waarin geen pauze is ingepland. En alsof het niet duidelijk genoeg is, verlaten twee bezoekers de theaterzaal na ruim een uur. Waarom? Misschien hebben de acteurs hun dag niet. Misschien ligt het aan het publiek. Of misschien ligt het aan de techniek: niemand draagt een microfoontje waardoor sommige dialogen slecht verstaanbaar blijven. Feit blijft dat de voorstelling De Batavia blijkbaar niet capabel genoeg is om te blijven boeien.

Marcel Otten, bekend als toneelvertaler, schreef de tekst voor dit stuk over het waargebeurde verhaal uit de 17e eeuw: de schipbreukelingen van De Batavia. Dit gezonken VOC-schip zonk op weg naar het Oosten en overlevenden moesten zichzelf zien te redden op een onbewoond eiland zonder vers water en met te weinig voedsel. Een ware afvalrace volgt met de nodige lugubere daden van Jeronimus Corneliszoon, die zich voor de gelegenheid heeft benoemd tot kapitein-generaal en daarmee beslist over leven of dood. Naarmate de tijd verstrijkt op het eiland sterven meer en meer mensen, en draait Jeronimus Corneliszoon meer en meer door. Zelfs de vredelievende predikant moet vrezen voor eigen leven. Dit alles lijkt uit te komen op een tragisch einde waarbij niemand het overleeft. De geschiedenis vertelt ons echter iets anders. De Batavia eindigt onverwacht niet zo spannend.

Hoewel Mark Klein Essink duidelijk zichtbaar geniet van zijn rol als Jeronimus Corneliszoon, het lijkt alsof de acteur alles lolliger probeert te maken dan het is. En met hem doen meerdere acteurs dit. Het ligt er te dik bovenop dat De Batavia een luchtige voorstelling moet zijn. De stukken die humoristisch moeten zijn komen hierdoor soms geforceerd grappig, en dus niet goed over. Vooral Ella van Drumpt en Cas Jansen stellen teleur: hun rollen vallen in het niet. Als Marcel Otten tot doel had het waargebeurde verhaal van De Batavia op een luchtige manier na te vertellen, had hij de langdradige en gedetailleerde monologen achterwege moeten laten en meer actie in het stuk moeten brengen. Er gebeurt namelijk vrijwel niets op het podium! We zien alleen acteurs op- en af komen, we horen bijna literaire dialogen en monologen die ofwel onverstaanbaar ofwel te lang van stuk zijn en het minimale decor (een vloer van drijfhout en twintig lampjes als sterren) blijft tijdens de gehele voorstelling onveranderd. Er is geen muziek, geen spanning, geen verrassing. Het hangt te veel tussen een serieus historisch drama en een luchtig, humoristisch navertellen van een waar gebeurd verhaal in.

Gezien: 14 november, Stadsschouwburg Nijmegen. Tekst en regie: Marcel Otten. Voor speellijst en informatie kijk op www.hummelinckveenstra.nl

Anne: aanwinst in opkomst

Anne van Veen grijpt je bij de keel en blijft boeien. Hoe dat komt? Ze doet lekker wat ze zelf wil: liedjes zingen, verhalen vertellen. Hersenspinsels zijn het soms. Ze zingt over haar jeugd, over verre liefdes, over verlangens. We gaan mee in haar gedachten en leren haar naarmate de voorstelling vordert steeds beter kennen. Een jazzy sfeer overheerst tijdens de voorstelling. Ze spreekt het publiek met grote regelmaat aan, stelt vragen. Hiermee zoekt ze grenzen op van wat theater is. Op eigenwijze manier weet ze het publiek voor zich te winnen: een pure theaterpersoonlijkheid waar we beslist nog van zullen horen.

‘Anne’. Vrijdag 14 november (try-out). Première: 22 november, Purmerend. Kijk op www.annevanveen.nl voor speellijst. Tekst en zang: Anne van Veen, regie: Arjan Schoolderman, piano: Jasper Slijderink.